dinsdag 11 juni 2013

Nogmaals te voet door Lapland, 2012

Voorbereidingen

Afgelopen jaar heb ik de wandeling door Lapland van 2011 min of meer ongepland nog een keer overgedaan. Nu was dat traject dan ook uitzonderlijk aantrekkelijk, door een fantastisch landschap dat tegelijkertijd mooi, lieflijk en desolaat was. Maar eigenlijk was ik van plan geweest om een hele andere route te lopen. Dat is dus mislukt. Als voordehandliggend alternatief heb ik dezelfde tocht van een jaar eerder nog eens overgedaan.

Toelichting op het Kungsleden heb ik enkele jaren terug gevonden in een klein, geel, Duitstalig boekje van Conrad Stein Verlag. Achterin, na de routebeschrijving, vond ik een kaartje van heel Scandinavie met nog een paar routes aangeduid, die elk in een eigen boekje worden beschreven. Op de Zweedse kaarten van het gebied zag ik die routes ook ingetekend. Dus ik schafte ook de gidsjes van het Padjelantaleden en van het Nordkalottleden aan. Het Padjelantaleden heb ik in 2011 ook 'gedaan', en aangezien ik het in 2011 zo mooi had gevonden en in de vakantie van 2012 iets soortgelijks wilde lopen spitte ik het boekje van het Nordkalottleden uit. Begint ergens hoog in Noorwegen, loopt door het fjell, via Finland en nog wat Noorwegen door tot in Zweden, en sluit in Abisko aan op het Kungsleden. Ik dacht: dan is de cirkel rond, ik ga 'm doen. Maar nadere beschouwing toonde dat het landschap waardoor ik zou wandelen toch aanzienlijk minder bergachtig zou zijn dan ik in 2011 had meegemaakt. Dat viel tegen.

Via een lichtelijk mislukte google-zoekactie kwam ik, toevallig, op de Nordlandsruta terecht. Een pad dat voornamelijk door noordelijk Noorwegen loopt, enkele tientallen kilometers ten westen van Kungsleden, door een vergelijkbaar landschap. De Norlandsruta wordt echter, bevond ik, door veel minder mensen bezocht dan zijn beroemde Zweedse neefje. Bijna niemand. De hutten, hoewel uitstekend uitgerust, zijn niet bemand. En ze verkopen ook geen proviand, jammer genoeg. De route zelf  is minder duidelijk aangegeven dan Kungsleden, ook al omdat zoveel minder mensen 'm lopen. Een uitstekende Nederlandse wegbeschrijving (http://www.vandringer.no/2007_nordlandsruta_nl.html) deed me besluiten om juist dit pad uit te zoeken: iets verder, iets avontuurlijker dan het jaar tevoren. Ik meende het wel aan te kunnen.

Aanreis, navigeren, omkeren

Hoewel een van de beginpunten van de Nordlandsruta ook door de trein van Stockholm naar Narvik (via o.a. Abisko, die ik dus in 2011 had genomen) wordt aangedaan meende ik het in 2012 toch anders te moeten doen. Ik zocht wat vliegtickets op die me van Schiphol naar Oslo, en vandaar naar Harstad-Narvik zouden brengen. Zo gezegd..., in Harstad nam ik de bus naar Narvik, alwaar ik mijn intrek nam in een hostel. De dag erop zou ik met de eerder genoemde trein vanuit Narvik naar het beginpunt van de wandeling reizen, een tocht van een uurtje. Narvik zelf heeft niet veel sights, het historisch museum over de oorlogshandelingen aan het begin van de Tweede Wereldoorlog en niets. De Nazi's waren in Narvik geinteresseerd omdat hier de spoorlijn vanuit Zweden aankwam waarover het Zweedse ijzererts werd (en wordt) vervoerd. IJzererts voor de Duitse oorlogsindustrie.


Ik nam de trein en reed langs de fjord landinwaarts. Al snel kwamen besneeuwde bergen in zicht. De zee eindigde in diep in de fjord in een eilandje; even later stapte ik uit op een station waar zelfs de hiking cabins gesloten waren. Er bivakkeerden, toch, twee Polen die daar bezig waren de infrastructuur van het spoor een opknapbeurt te geven. Ik wandelde met mijn zware rugzak het weggetje op dat bijna recht naar het zuiden leidde. En daar stonden de eerste rendieren al, beesten die tegelijk nieuwsgierig en angstig zijn. De zon scheen, het leven lachte me toe!


Enkele kilometers later bleek ik een afslag naar een doorwaadbare plaats in het plaatselijke riviertje te hebben gemist.


Nou ja, geen ramp, bij de eerste hut die ik aandeed (de Hundsdalhytta) zou ook een alternatief pad beginnen dat aansloot op het gewenste pad.


Maar.... daar ging het mis. De winter had dat jaar een paar weken langer geduurd dan normaal, en het pad lag goeddeels bedekt met sneeuw. De foto aan het begin van dit blog heb ik uit de Hundsdalhytta gemaakt, het pad loopt (vermoed ik) ergens links op de achtergrond. Ik kon het niet vinden. Ook de rood beschilderde routeaanwijskeien waren nogal uit beeld geraakt. En de sneeuw beloofde het wandelen uitzonderlijk zwaar te maken. Wat te doen?

Dat werd, helaas, terugkeren. Ik overwoog dat het pad zich goeddeels op deze hoogte bevindt en dat ik, dus, meer sneeuw zou mogen verwachten. Daar had ik niet op gerekend. En ik ben, zo moge duidelijk zijn, niet een extreem bekwame navigator.

Al tandenknarsend liep ik het perfect aangeduide weggetje terug naar het station, nam aldaar de trein terug naar Noorwegen om in Narvik bij een Noorse bank ook Zweedse kronen te pinnen, overnachtte nogmaals in het hostel, en nam, alweer, de trein, maar nu verder, naar Abisko. Replay van het pad van vorig jaar.

Kungsleden

Het was dan wel hetzelfde pad, maar toch ook volslagen anders. Andere mensen, ander weer en dus een andere wandeling en andere uitzichten. Ik heb later zelfs in andere hutten overnacht. Hier en daar kwam ik stugvards tegen die zich mij nog van vorig jaar herinnerden (echt waar!), of omgekeerd.

Aangezien het toch wat later in het seizoen was dan vorig jaar lag Abisko al zo goed als vol. Ik werd verwezen naar de annex, een blokhut die in wezen hetzelfde is als de hutten verderop aan het pad. Er waren, vreemd genoed, bijna geen muggen, en dat zou zo blijven. Ik nam -net als in 2010- het ontbijt in het restaurant, en koos, eveneens, voor de meeneemlunch. Nu zou alles gemakkelijker worden, dus waarom daar niet meteen mee begonnen?

De eerste wandeldag (na die eerdere twee in Noorwegen) ben ik meteen doorgelopen naar Alesjaure. Het zonnetje scheen, wat toch voor een nieuwe, frisse ervaring zorgde. Zelfs hier lag al een mooi landschap, dat typsche berkenbos waarmee driekwart Zweden bedekt lijkt. De bruggetjes lagen ditmaal niet onder water maar waren gemakkelijk begaanbaar. Ik kwam weinig mensen tegen, was bijna als eerste op pad. Alleen op een Zweedse wandelsnelweg door het fjell.

De rivier juist voor Alesjaure was door de regenval van eerdere dagen aanzienlijk woester en dieper dan het jaar tevoren. Ik moest, zelfs, mijn wandelsandalen aandoen. Het water was ijskoud, en de stroom trok vervaarlijk aan mijn benen.

Te Alesjaure vertelde een van de stugvards me dat ze me van vorig jaar en van 2010 herinnerde. Als ik daar nog eens op bezoek ga kan ik vermoedelijk lid van de STF-familie worden, of krijg ik een bijzondere medaille.

Verder, de lange helling op naar de Tjaktjapas, met dat schitterende uitzicht naar de wandeling van de komende paar dagen.

Naar Salka, daar aanhaken met wat wandelharde Zweden en Duitsers. Naast het wandelen en het in het fjell aanwezig zijn is het ook het gezelschap wat Kungsleden zo'n geweldige ervaring maakt. Bij Salka ontmoet ik ook voor het eerst Per en zijn vrouw en twee kinderen. Ze zijn Fins, maar van de Zweedssprekende minderheid. Kleren gewassen, uitpuffen van een lange wandeling. Saunabezoek, ook fijn.

Na Salka ben ik doorgewandeld naar Kaitumjaure, aan het meer. Janne was hier nu geen stugvard (meer), hij had nu een post in Abiskojaure, een hut die ik nu over had geslagen. De dag erna hield ik mijn luie dag, en wandelde ik naar Teusajaure. Daar ontmoette ik de Zweden, Duitsers en Finnen van eerdere dagen ook weer. Van Teusajaure naar Vakkotavare, bus naar Kebnats, en bootje naar Saltoluokta.

Hier verloor ik de Zweden en Duitsers uit het oog, hun vakanties waren voorbij. Het Fins echtpaar had echter besloten om verder te lopen naar Kvikkjokk. Ik sprak ze enkele malen in de hutten die we aandeden, evenals een gepensioneerde Brit die overwoog om over het Kungsleden naar Hemavan te wandelen. Moedige kerel. Per, de Fin, was 'iets' [onderzoeksdirecteur, vond ik later op de website] bij een Finse onderzoeksinstelling, en beroepshalve kende hij een paar van mijn voormalige collega's aan de UT. Kleine wereld.

Het weer, dat tot nogtoe wat wisselvallig maar niet heel slecht was geweest, veranderde nu naar dramatisch. De ene na de andere regenbui stortte zich boven me uit, de trajecten van Sitojaure naar Aktse, en vandaar naar Parte waren zeiknat. De prachtige vergezichten van een jaar eerder waren (dan ook) volledig verdwenen in bijna permanente regenwolken. Ik maakte met extra plezier gebruik van de ijzeren kacheltjes, vooral te Parte. Ontmoeting met Duits echtpaar dat een Duitse privégids bij zich had om het pad aan te wijzen en het grootste deel van de bagage te dragen. De dame van het paar had er niet veel zin meer in, en de gids vertelde me vertrouwelijk dat het geplande vervolg Sarek in wel niet zou doorgaan. Veel mensen dachten, had ze gemerkt, dat een tocht door Sarek een soort spannende campingwandeling was. Dat viel dan in de praktijk wat tegen. Ze was gids van beroep, mede-eigenaar van een gidsbedrijfje, en het hele jaar door op pad, te voet, met kano's, ter ski. Wat een leven... heerlijk.

De stugvard van Parte herkende me; ik vroeg me af of hij misschien het hele jaar door in deze hut woonde. Verder naar Kvikkjokk dat er, ondanks de ruige plannen van de nieuwe eigenaar, nog net zo bijlag als het jaar tevoren. De geplande verbouwing had nog niet plaatsgevonden. Het diner leek ook op dat van vorig jaar, maar dat was helemaal niet erg. Lekkere eland-gehaktballen, gebakken aardappels, groenten.

Padjelantaleden

Op het bootje vanuit Kvikkjokk naar het startpunt van het Padjelantaleden keek een van de Zweedse touristes die kennelijk dezelfde richting opgingen als ik mij eens goed aan. Ik voelde me al gevleid, maar ze vertelde me dat ze me herkende... van vorig jaar, op de Skierfe! En inderdaad, daar had ik haar ontmoet. Ik zou haar en haar vriendin nog enkele malen bij hutten spreken.

Padjelanta was, alweer (nog steeds) een prachtig park.


Hier, had ik eerder besloten, zou ik mijn route wat varieren. Na Tarraluoppa heb ik niet in een keer de hele trek naar Staloluokta gemaakt, maar heb ik overnacht te Tuottar. Hoog boven de boomgrens, een nogal desolate omgeving.

De stugvard had zijn Italiaanse echtgenote meegenomen die daarboven een eigen restaurantje was begonnen. Echte espresso. Een maaltijd met (min of meer) verse groenten. Ze had zelfs een kat in de hut, om haar dochtertje gezelschap te houden. En ze sprak vloeiend Duits (ze was zelfs lerares), wat ik gedemontreerd hoorde bij haar aanspraak van een Duits jongetje dat met zijn zusje, moeder en vader, later op de dag daar binnenkwam. Ik had dit gezin al eerder ontmoet, vader een enorme atleet, moeder en dochter steunend en kreunend achter pa aan.

Vanuit Tuottar ben ik in een keer doorgewandeld naar Arasluokta, en van daaruit, een dag later, naar Kutjaure, beide wandelingen van meer dan 30 km. Achteraf had ik beter Tuottar terzijde laten liggen en was ik direct doorgelopen naar Stalo. Kutjaure ligt op het Nordkalottleden, en betekende een (iets) ander traject dan vorig jaar. Een wandeling die ook drie hangbruggen bevat, mooi en een behoorlijk spectaculair uitzicht.

Te Kutjaure ontmoette ik Matti, een Nederlandse onderzoeker die aan een Zweede universiteit werkte. De wandeling van Kutjaure naar Vaisaluokta was een hoogtepunt; een stenig, bleek en hard landschap, terwijl ik er wandelde zat mij steeds een enorme regenbui op de hielen.

Maar ik haalde het droog, lunchte in de fjallstuga te Vaisaluokta, en nam vandaar een bootje naar Ritsem. Matti had me intussen ingehaald, de dag erna hielden we gezamelijk een uitrustdag. Gezellige kerel.

Terug naar Abisko

Vanuit Ritsem heb ik eerst over een steenslagweggetje naar Sitasjaure gewandeld, om vandaaruit weer het fjell in de gaan richting Hukejaure. Dit was wel mijn langste wandeling totnogtoe, iets van 42 km. Aan het eind raakte ik de weg nog wat kwijt, die is hier wat minder goed aangegeven dan op de drukker bewandelde paden die ik eerder had aangedaan. Hier, ook, kruiste ik bijna mijn initieel voorgenomen route, een curieuze ervaring. Een Duitse wandelaar die ik in de hut van Hukejaure trof zou wel, noordwaarts, het Noorse fjell betreden. De afslag naar het pad dat hij zou nemen was later duidelijk zichtbaar: een geultje in het landschap. Vermoedelijk zouden de paden in Noorwegen er, zonder sneeuw, zo hebben uitgezien. Tja.

Vanuit Hukejaure naar Salka (terug op het Kungsleden) werd een zware klus. De aanwijzingen en te doen gebruikelijke houten planken waren hier vrijwel afwezig. Hoewel de algemene richting van de route duidelijk genoeg was (langs de rivier) was het moeilijk lopen; veel moeras, sneeuwveldjes, en enkele veldjes met enorme rotsblokken waar ik overheen moest klimmen.

De verdere terugweg verliep zonder noemenswaardige incidenten, afgezien van dat ik tussen Salka en Alesjaure ingehaald werd door een Duitse wandelaarster (Steffi) die, ondanks ongeveer 25 kg op haar rug, minstens zo snel liep als ik (met 14 kg). Biologe, ze was al enkele maanden onderweg, en ze at louter veganistisch. In de eerste de beste kast die ik te Alesjaure in de ons toegewezen hut opentrok vond ik een achtergelaten zak met soja-brokken. We aten er smakelijk van.

En nog wat verder

Terug in Abisko nam ik de trein naar Narvik, en heb ik weer geslapen in het hostel. Vanuit Narvik maakte ik de dag daarna een lange reis met trein en bus naar Mo-I-Rana, de bedoelde eindbestemming van mijn geplande reis en vertrekpunt van de al geboekte vluchten naar achtereenvolgens Trondheim, Oslo en Schiphol.

Ik heb dus het landschap vanachter een raam bezichtigd, en niet te voet. Schitterende uitzichten, een land dat door zijn ligging aan of nabij zee toch weer heel anders eruitziet dan Zweden. Misschien later nog eens...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten