maandag 7 oktober 2013

Hoge Veluwe revisited maar dan anders

Hoge Veluwe als voetganger, fietser en supporter

Gister heb ik met Antoon en Jolanda een bezoek aan de Hoge Veluwe gebracht. Niets nieuws, ik kan er onderhand een tweede huis openen als ik mijn wandelingen van het afgelopen half jaar bekijk, maar toch anders dan anders. Jolanda zou namelijk een cross rennen (het heet in het jargon ook 'lopen' maar dat woord bewaar ik eigenlijk liever voor serieus wandelen, wat het weer onderscheidt van niet-serieus wandelen, bijvoorbeeld om een hond naar een groenstrookje te begeleiden) van meer dan 37 kilometer. Op de Hoge Veluwe was een parcours uitgezet dat allerlei Zwaar Terrein aandeed, en de deelnemers aan de cross werden verondersteld dit ZT met enige snelheid te nemen. Antoon en ik mochten ook mee om aan te moedigen en om het jasje van Jolanda te dragen.

Zo gezegd, zo de auto geparkeerd op een militair terrein, uitgestapt en via een niet-officiele ingang naast het administratiegebouw het terrein betreden. Voor half geld, ik weet niet of dat was omdat ik als Morele Ondersteuning meeging of omdat het halve park vandaag afgesloten was. Dat bleek, namelijk, later het geval te zijn: naast de cross werden er nog drie andere lopen gelopen (rennen gerend, inderdaad), waaronder een halve marathon. Je kunt die renners niet vragen even aan de kant te gaan voor fietsende toeristen, dus hun wegen en paden waren voor ons, nederiger stervelingen, even ontoegankelijk.

We arriveerden wat vroeger dan de geplande start en konden ook de kermis rondom het loopfestijn even bekijken. Tenten met koffie en koek, verkleedtenten, een EHBO-tent, een paar bedrijven die rennerskledij verkopen hadden ook een eigen tentje. En, natuurlijk, honderden atleten. Op de een of andere manier lijken een heleboel van deze mensen nogal op elkaar: lange, tanige lichamen, met al even tanige en serieuze gezichten, jukbeenderen, neuzen en oren opvallend omdat de wangetjes niet -zoals zo vaak bij andere Nederlanders- lekker bol stonden maar eerder strak. Bij oudere mannelijke renners lijkt een soort van vrijbuiters-look in te zijn, maar wel zelfbewust en beheerst. Allemaal met die optimistische verende tred die komt van jaren intensief trainen en het vooruitzicht op een leuke slopende run. We kregen nog juist wat van het voorprogramma mee: kinderen renden een wat kleiner rondje. Ze kwamen hijgend en met rooie koontjes aan, allemaal van die blonde koppies. Contact maken met mede-renners, rugzakje omdoen, jas uit en plaats nemen in de rij.

Dan ging de trailrun van start, het peloton draafde weg en wij bleven achter. Even op de kaart kijken, globaal te wandelen route vaststellen, uitvoeren.... via het Trekvogelpad dat hier de perverse neiging had om ons steeds maar terug naar die blerende geluidswagen te voeren. Dan maar verder per fietspad, langs met monument voor De Wet, tussen al die prachtige landschappen door naar het Centrum. Daar grepen we twee witte fietsen, en karden we vrolijk verder naar het zuiden, naar de uiteinden van het park.

Althans, dat dachten wij. Maar wegaanwijzingen zijn in het park nogal schaars, en op de kaart stonden de ANWB-paddestoelen niet ingetekend. Na allerhande onnavolgbare omzwervingen troffen we een doorkomst van de run, we zagen juist Ines voorbijrennen. Verderfietsen, gestuit door het parcours van de halve marathon. Voorzichtig over de weg met deze renners meegefietst, via het museum, andere weg, naar Hoenderloo. En daar waren we, bij weer een doorkomst, juist op tijd om Jolanda toe te juichen, waarmee het hoofddoel van deze queeste was volbracht. We fietsten terug naar de start/finish, wandelden naar het terrein, en waren (weer) juist op tijd om Jolanda te zien aankomen. Onze toejuichingen zijn in elk geval niet onopgemerkt gebleven. Merkwaardig fenomeen: na bijna een hele marathon door moeilijk terrein hijgde Jolanda niet eens, ik zag geen zweet, het leek alsof ze zo het tweede rondje had kunnen aanvangen. Ik dacht terug aan mijn eigen exploiten, een jaar of -tig geleden, als hardloper tijdens de Batavierenrace en besloot: ik houd het maar op wandelen.

Herstel.

Lopen.

zaterdag 5 oktober 2013

Met de Franse Slag, Residentie Orkest en Norman Foster

Met de Franse Slag?

Gisterenavond heb ik een concert bijgewoond van het Residentie Orkest, dat ditmaal onder leiding van Norman Foster stond. Foster is al enkele malen gastdirigent geweest, en zwaait meestal voor Frans repertoire. En ook met andere dirigenten speelt het RO af en toe Frans werk, het is een traditie die gepoogd wordt zo in stand te houden, stammend uit de tijd, meen ik, van van Otterloo. Niet slecht, want zo worden we er weer eens aan herinnerd dat er ook buiten Duitsland, Oostenrijk en Rusland mooie muziek is geschreven. Is er, bedenk ik opeens, ook een orkest in Nederland met een Britse traditie? Misschien eens in Rotterdam kijken.

Terug naar gister. Tijdens de inleiding vooraf vertelde Foster over zijn al jaren durende fascinatie met Franse muziek die zo ver gaat dat hij zelfs in Monaco woont; een Amerikaan die bijna Fransman is... maar ook een Roemeen, zijn vader was van Roemeense afkomst. Vaak hebben dirigenten een pet-project; Jarvi pusht Estse componisten, Foster, typisch Amerikaans, maakt zich sterk voor Enescu. Misschien iets om in het volgend seizoen te programmeren, en dan niet meteen die eeuwige rapsodie, maar een wat zwaarder werk? Gister geen Enescu, maar Fauré (suite Masques et Bergamasques), Chausson (Poeme), Ravel (Tzigane), en Bizet, symfonie no. 1 in C.

Twee van deze werken, het Poeme en de Tzigane, zijn geschreven voor orkest en soloviool. Deze partij werd gespeeld door Arabella Steinbacher, een jonge violiste die, bleek tijdens het concert, een geweldige technische beheersing combineert met een geraffineerde klankkleuring. In de Tzigane biedt Ravel de violist ook aanzienlijke ruimte voor persoonlijke interpretatie, ruimte waarvan ze op overtuigende wijze gebruik maakte. Voor orkest gold, in wezen, hetzelfde als voor de violiste: voorbeeldige techniek, een bijzonder aantrekkelijke waaier aan klanken, heldere en strak gespeelde figuren.

Dit wordt, merk ik, een korte recensie: ik heb gisteren een erg fraai concert bijgewoond en de superlatieven raken op. In deze muziek zit het orkest duidelijk in zijn 'comfort zone' en speelt het (weer) mee in de 'eredivisie van orkesten', waaruit ze met het Prinsjesdagconcert even vakantie had genomen. Ook de symfonie liep op rolletjes, terwijl ze ondanks de schijnbaar simpele textuur vooral de strijkers voor fikste uitdagingen plaatst, althans, dat vertelde Ronald Kieft tijdens de introductie. Mij vielen op: de schitterende hobo-solo (zingende, lenige klank, subtiele frasering, inpassing in geluidsbeeld van orkest), de fugatische figuren later in de symfonie, en, zelfs, het gebruik van een drone. Niet zo'n klein vliegtuigje waarmee je mensen vanuit de lucht kunt bespieden, maar de liggende basnoot die ten grondslag ligt aan dansen als de hornpipe; een doedelzak heeft er ook een. Heeft de student Bizet hier wat Handel (fuga) en Haydn (hornpipe) geciteerd, bedoeld om een docent te imponeren? Het paste allemaal wonderwel in de muziek, die schitterde en licht was maar niet luchtig.

Foster gaf het allemaal helder aan en hielp een transparant klankbeeld tot stand te komen dat deze muziek zo goed tot zijn recht doet komen. Na de hobosolo klapte hij terecht -stilletjes, met zijn dirigeerstokje- voor Pauline Oostenrijk. Zou Foster volgend jaar misschien een wat zwaarder program kunnen dirigeren met  substantielere muziek? Er is toch ook serieuze Franse muziek voorbij Ravel? Of houd een Frans mini-festival, dan zou je zowaar in een enkel weekend twee mooie programma's kunnen spelen, met nog wat fringe-activiteiten als kamermuziek en ballet eromheen. Met voldoende reclame zou wellicht een korte hype kunnen worden opgebouwd die ook de zaal wat voller maakt? Gemakkelijker gezeg dan gedaan natuurlijk...



dinsdag 1 oktober 2013

Net de Grebbeberg gemist

Rhenen naar, wat was het, Maarn

Afgelopen zondag (30 september) heb ik een wandeling gemaakt vanuit Rhenen, aan de Grebbeberg. Hier kruisen twee paden elkaar, te weten, het Maarten van Rossumpad en het Trekvogelpad. Ik nam het tweede pad, en koos een westelijke richting, waardoor ik juist niet op de Grebbeberg terechtkwam.

Het pad loopt aanvankelijk door uiterwaarden van de Nederrijn, maar klimt al snel richting stad, en door de stad naar de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. In Rhenen loop ik onder de toren van de Cunerakerk, die (lees ik in het boekje) 84 meter hoog is. Gezien de ligging van de stad is, vanaf de top van deze toren, een spectaculair uitzicht de uiterwaarden in vrijwel gegarandeer, maar ik wandel verder, en kom terecht in het Remmersteinsche Bosch. De grimmig voortmarcherende kolonne noordelijkwandelstokbejaarden die me eerder enige tijd heeft achtervolgd kan ik hier gelukkig afschudden. Om me heen, bos, voor en achter me, andere wandelaars, sommigen met kinderwagen op pad naar bezienswaardigheden als voormalige zandafgravingen. Het is een mooie nazomerdag, de temperatuur stijgt tot om en nabij de 18 graden, ik ruik de herfst in aantocht. Het warme najaarslicht schijnt tussen de bomen door en strijkt langs geel, rood en bruin wordende bladerdekken.

Na enige kilometers aldus door dit bos te hebben gestruind valt me het reliëf van het terrein nogal op. Hier vlakbij liggen de hoogste heuvels van de heuvelrug, een gegeven dat klaarblijkelijk het collectieve fietsvolk niet ontgaan is. Ik moet regelmatig even aan de kant als groepjes -vaak nogal overwichtige- fietsers van middelbare leeftijd me passeren. Ik kan me levendig voorstellen dat het hier heerlijk fietsen is, lekker stoempen de heuvel op (de zwaarste fietsers stappen dan even af) om daarna met gezwinde vaart naar beneden te scheuren. Op de gezichten van, misschien, zondagsfietsers, een mengeling van uitgelatenheid en angst: ik moet nu niet vallen! Het is goed om wat sportieve bondgenoten te hebben hier in het bos, ik beklim de hoogste heuvel van dit gebied, de Amerongsche Berg (69 meter) en zet me neer op een van de bankjes geplaatst rondom de Eenzame Eik bovenop deze Berg. Ouders met kinderen wandelen af en aan, oudere vrinden zitten hier wat met elkaar te keuvelen, af en toe legt ook een fietser aan.

Hier verlaat ik het Trekvogelpad, dat hier al snel het bos uitgaat om enkele tientallen kilometers door de polder te trekken, en stap ik over op een van de takken van het Utrechtpad. Dit was ik vantevoren al van plan geweest maar ik had door een onbegrijpelijke onnadenkendheid het boekje van dat pad vergeten. Maar ik kende het traject nog (een beetje) en meende dat ik het met de vlaggetjes wel zou redden.

Een anderhalf uur lang blijkt dat ook uitstekend te werken, maar op zeker moment, vermoedelijk aan de rand van de Ginkelduinse Heide, raak ik het spoor bijster. Geen probleem, ik wandel verder mijn neus achterna, en denk "voor ik het weet sta ik voor een treinstation". Dat valt wat tegen, na enige kilometers doorploegde zandpaden (het bos wordt hier deels omgehakt) kom ik bij een camping 'bij de boer' terecht. Het Leersumsche Veld heb ik dan volledig gemist, de Tombe van Nellesteyn zal ik vandaag niet meer zien. Haja, ik heb achter mijn neus aangelopen en dat zal ik nu weten ook: deze camping ligt bij een varkensboerderij, ik word herinnerd aan vroegere bezoekjes aan de boerderij van een oom en tante. Waarom mensen juist in deze stank willen camperen is mij een raadsel... dat zich nog verdiept bij een even verderop gelegen camping naast een kippenfarm. Dat stinkt nog harder, bahbah, en het heeft met natuurlijke bosgeur niet veel uit te staan.

Om bij een station te geraken besluit ik naar Maarn te lopen. Anderhalf uur na het verlaten van het bos bereik ik dat station, en gelukkig vertrekt de trein al twee minuten later. Het is mooi weest, nu weer terug naar huis en de volgende keer (neem ik me voor) zal ik bij een combiwandeling niet nogmaals het juiste boekje vergeten.