zondag 1 juni 2014

Tortelier zwaait het seizoen uit...

Terwijl Wispelwey snuift en zijn cello loeit


Over het concert, het laatste uit de serie. Yan Pascal Tortelier dirigeerde RO in een ouverture van Diepenbrock, het celloconcert van Elgar [ik zie, retrospectief, dat we net een Elgar-jaar achter de rug hebben ;-)] en de tweede symfonie van Brahms.
De Diepenbrock is een interessant stuk muziek, een mengeling van Duitse en Franse romantiek, inderdaad met van die Franse fluiten en andere blazers, ijle hoge violen, maar ook wel met robuustere Duitse strijkers. Ik herinner me opeens een cd (RO) van een paar jaar terug waar dit stuk ook opstaat. Mooie muziek, goed om eens een Nederlandse componist te horen.
In het celloconcert stal Wispelwey, de cellist, de show. Tijdens zijn introductie in de starter bedacht ik opeens dat mensen die honden hebben, op hun hond gaan lijken (of een dier uitzoeken waarin ze zichzelf herkennen). Misschien is het ook zo met musici en hun instrument?, misschien eerder dat een musicus zich in zijn speelstijl laat kennen juist zoals hij het ook in een gesprek zal doen. Wispelwey manifesteerde zich in zijn interviewtje met Kieft als een doortastend, snel terzake komend persoon die direct de emotionel confrontatie aangaat. En zo speelt hij ook: zeer emotioneel, krachtig, hij neemt behoorlijke risico's, vertoont uiterst contrastrijk spel, hij savoureert ook wel het moment. Speciaal geschikt voor de Elgar, in dit stuk waarin emotionele contrasten zo de toon zetten. Wil dit concert ook als een soort symfonie-met-solist werken dan moet ook het orkest partij geven, en dat ontbrak er (meen ik) wat aan. Wispelwey keek voortdurend naar Tortelier voor de nauwe afstemming, maar Tortelier gaf niet echt mooie lange lijnen aan, hij dirigeerde eerder met ruime en tamelijk vage zwaaien en liet het aan het orkest over om de details in te vullen. Ik miste een consistente lange lijn en precisie in uitvoering, waaroor het geheel een verbrokkelde indruk maakte. Van dit concert blijven speelstijl, de gekke bekken en de geluidjes van Wispelwey hangen, niet de interpretatie van de dirigent.
Brahms-2 leed een beetje aan hetzelfde euvel, het werd een betrouwbare middle-of-the-road uitvoering waarbij de heftige fysieke gestiek van Tortelier een tikje contrasteerde met wat er feitelijk hoorbaar was. Tegen het eind heb ik even mijn ogen dichtgedaan, het springen en overdadig zwaaien van de dirigent begon me op de zenuwen te werken. Ik had, naar de musici kijkend, de indruk dat ze vooral op elkaar letten, en minder op de dirigent. Voor een simpele ziel als ik is het 'ploink' moment de lakmoesproef: het was een paar keer niet erg synchroon. Nu weet ik dat dirigeren voor minstens 3/4 geschiedt tijdens de voorbereidingen, daar ben ik natuurlijk niet bijgeweest. Maar Tortelier noemde in de starter vooral het 'wetenschappelijke' contrapunt, daarvan heb ik in de uitvoering niet heel veel teruggehoord. Misschien is hij sterker in nog zwaarder romantisch, Frans, repertoire?
Maar het was toch een fraai concert, en een mooie afsluiting van het seizoen.