woensdag 21 december 2022

Over de Nederlandse defensienota van 2022.

De Nederlandse defensienota van 2022 is een interessant document. Er wordt gewag gemaakt van een verslechterende internationale veiligheidssituatie, en er wordt gesteld dat de Nederlandse defensie zich daarop moet aanpassen.


De drie krijgsmachtdelen worden afzonderlijk behandeld. Zo zullen Marine en Luchtmacht de eigen slagkracht vergroten, altijd om in internationaal verband een grotere rol te kunnen spelen. De Landmacht wordt verder in die van Duitsland geintegreerd; een gezamelijk grotere slagkracht wordt nagestreefd.


Teneinde die slagkracht te vergroten mikt Defensie op een aantal ‘effecten’. Nu was ‘effecten-gebaseerd’ een paar jaar terug een hippe modekreet in (internationaal) defensiedenken, dus ik was wel benieuwd wat daar, voor Nederland uitgekomen was. Dat was:

  • Hogere gereedheid en inzetbaarheid, vooral door het wegpoetsen van achterstallig herstel en onderhoud van bestaand materieel, en het aanvullen van onvoldoende voorraden.

  • Gerichte verbetering van de slagkracht, en

  • Meer wendbaarheid, dwz, inzetbaarheid in een breder scala aan mogelijke conflicten.

De dreigingen tegen de nationale veiligheid zijn de oude bekenden: instabiliteit aan de randen van Europa, Rusland en China; georganiseerde criminelen, slechter weer en Venezuela voor het Caraibisch gebied.


In het document zie ik het gebruik van de term ‘vechten’, en, zowaar, een paar keer ‘de krijgsmacht moet kunnen winnen’, een concept dat in eerdere defensienota’s simpelweg niet voorkwam. Maar ook, vooral, dat Nederland onderdeel is van EU en NAVO, en voor zijn veiligheid overwegend afhankelijk is van effectief optreden van beide organisaties. Nederland ‘levert’ militaire capaciteiten die, naar eigen zeggen, ‘meerwaarde’ bieden, en die gelegenheid geven tot ‘specialisatie’.


Voor wat betreft militaire gevechtscapaciteiten, die moeten vooral worden gezocht in enerzijds de meer autonome bijdragen van bewapende schepen en vliegtuigen, anderzijds in ondersteunende diensten voor landoptreden. Schepen en vliegtuigen kun je moeilijk ‘modulair’ leveren, denk aan ‘wij leveren het vliegtuig, jullie hangen er een raket onder of plaatsen er een piloot in’. Idem bij schepen, het gaat om eenheden die, mocht het nodig zijn, zichzelf effectief moeten kunnen beschermen in een echte oorlogssituatie. Voor eenheden van de Landmacht geldt dat kennelijk niet of minder; daar mikt Defensie op Combat Support en Combat Service Support. Denk aan: vuursteun, transport en logistiek, inlichtingen, medische ondersteuning en onderhoud; verder zie ik in de lijsten materieel vooral verdediging tegen allerhande luchtdreigingen, van kleinschalig (vijandige drones bestrijden) tot grootschalig (raketten die buiten de dampkring vliegen vinden en mede-bestrijden).


Special Operations Forces worden uitgebreid en nader van geschikte uitrusting voorzien, maar verder ligt de nadruk bij landoptreden op het vervangen van verouderd materieel, het opwaarderen van iets minder verouderd materieel, en, zoals gezegd, het versterken van CS en CSS.


Specialismen die worden versterkt zijn dus: integrated air and missile defence (IAMD); vuursteun (uitbreiden munitiepakket van de pantserhowitser, aanschaf van allerlei mortieren, aanschaf raketartillerie), nieuwe domeinen (cyber en space). Joint optreden is uitgebreid tot multidomain opteden.


Wat mij aan de doorwerking van het ervaren hogere dreigingsniveau in concrete plannen opvalt is, dat het wegwerken van achterstallige reparatie en onderhoud als onderdeel wordt gezien van het behalen van de 2% norm. Ik zou denken dat het zuiverder en eerlijker zou zijn om de ‘nieuwe situatie’ te baseren op die 2% norm, en wat aan investeringen nodig is voor het behalen van die situatie als een eenmalige extra uitgave te beschouwen.


Er wordt geen concrete aanwijzing gegeven voor hoe vanuit een ervaring van een hogere dreiging is gekomen tot juist die innovatiespeerpunten en verbeteringen waar sprake van is. Tussen dreiging en het aanleggen van militaire voorzieningen liggen zaken als: meest voor de hand liggende dreigingsscenario’s, aard en omvang van schade aan de nationale veiligheid die zich als gevolg van die scenario’s zou kunnen voordoen, en een afweging tussen waarschijnlijkheid van scenario’s en ernst van de schade.


Het was enige decennia geleden te doen gebruikelijk dat de Landmacht met (aanzienlijk) meer geld ging lopen dan Luchtmacht en Marine, omdat militair optreden nu eenmaal voornamelijk op land geschiedt (al was het maar omdat daar de meeste mensen, en zeker het overgrote deel van de Nederlanders die moeten worden beschermd, wonen). Daar is nu geen sprake van; ruim een derde van het budget gaat naar defensiebreed materieel, 18% naar ICT. Samen goed voor meer dan de helft. Voor Luchtmacht, Marine en Landmacht gelden resp. de volgende percentages: 18,7; 6,2 en 11.6. De Luchtmacht heeft een mooie slag geslagen; aanschaf van een gering aantal F35s kost een enorm kapitaal dat zelfs bij een behoorlijk uitdeiend defensiebudget nog een bovenproportioneel beslag legt op de middelen.


Verder zou het voor de hand liggen dat er specifieke, concrete verwijzingen worden gedaan naar NAVO-afspraken waaruit duidelijk blijkt dat Nederland vooral CS en CSS levert. In welke task forces gaan die capaciteiten worden ingeklikt, wat voor operationele, tactische en technische voorzieningen worden getroffen zodat dat inklikken ook daadwerkelijk gaat lukken, wat voor oefeningen met echt personeel en echt materieel gaan worden uitgevoerd? Sterker nog, uit de (korte) reactie van NAVO blijkt dat NAVO helemaal niet zo blij is met de richting van de Nederlandse defensieinspanning; het achterblijven van investeringen in de landmacht en de aanschaf van zwaardere wapensystemen valt in negatieve zin op.


Slechts de integratie van de Nederlandse Landmacht in de Duitse wordt besproken, en zelfs daarbij wordt niet vermeld wat Nederland levert, en waarom. Andere vormen van internationale samenwerking en integratie gelden samenwerking op het gebied van mijnenbestrijding met Belgie, en samenwerking van de mariniers met hun Britse collega’s. De realisatie dat Brexit betekent dat het UK niet langer een bondgenoot is lijkt nog niet ingedaald.


Nu spelen bij het balanceren van de verschillende investeringen binnen het defensiebudget twee generieke problemen: een, het gaat om een voorziening ‘in geval van’, een verzekering. Aangezien Nederland niet van plan is om ergens een oorlog tegen een specifieke vijand te beginnen is het altijd noodzakelijk om aan risicobeheersing te doen en tot een palet aan mogelijkheden te komen. Verder is het in elk geval niet de bedoeling dat Nederland op zijn eentje een ‘echte’ oorlog gaat voeren; het wordt (dus) niet noodzakelijk geacht dat de Nederlandse krijgsmacht intern geheel gebalanceerd en met alle mogelijke en voor oorlog noodzakelijke capaciteiten is uitgerust. Twee goede redenen waarom een Nederlandse defensienota eigenlijk altijd een zekere mate aan wezenloosheid kent. Zelfs het voeren van een gevecht en het moeten kunnen winnen werd in het verleden achter onzijdig ambtelijk taalgebruik verborgen; het is een behoorlijke verbetering dat dat nu (iets) minder het geval is.


Het valt wel op dat de hele concrete oorlog die een paar honderd kilometer van de landsgrenzen wordt uitgevochten blijkbaar slechts zeer beperkt invloed heeft gehad op de samenstelling van dat palet. Artillerie wordt benadrukt (eindelijk, goed zo), er wordt een ingang gemaakt waardoor gebiedsdekkende raketartillerie weer terug kan worden gehaald, en lang uitgestelde vervangingen van basale wapens als mortieren worden eindelijk, eindelijk uitgevoerd. Allerlei zaken als C2-middelen, middelen voor cyberoorlog, logistiek, en luchtbescherming, waren altijd al een belangrijk issue en zijn niet van aard of belang veranderd. Herstel en onderhoud van bestaand materieel worden aangepakt, het werd eens tijd. Maar de noodzaak om een grotere en vooral zwaarder bewapende Landmacht te leveren wordt blijkbaar (nog steeds) niet onderkend. Een gemiste kans; zelfs op de middellange termijn wordt niet gesproken van tanks (denk aan dat Duits-Franse initiatief voor ontwikkeling van de nieuwe tank). En toch had het daar voornamelijk om moeten gaan. Tanks, om de Russen vernietigend mee te kunnen verslaan, en, mocht de noodzaak zich ooit voordoen, ook de Chinezen.


Een politieke kwestie die hierachter schuilt (denk ik, dit is mijn achterdocht die opspeelt) is, dat de Nederlandse politiek maar het liefst kiest voor militaire verplichtingen waarbij een relatief gering risico op het lijden van verliezen wordt gelopen. De lichte en middelzware eenheden van de Landmacht zullen niet in het veld kunnen treden tegen een zwaar bewapende vijand als de Russen; bij een eventuele NAVO-inzet zal dan een ander land de hete kolen uit het vuur moeten halen. Mooie taakverdeling. De enige primaire ‘hoog intensiteits’-eenheden die worden uitgebreid zijn de Special Ops Forces, de zware vuursteun, en, zoals gezegd, fregatten van de Marine en gevechtsvliegtuigen van de Luchtmacht. Allemaal heel high-tech, zeker, maar er wordt consequent voorbijgegaan aan het zware, landgebonden gevecht. Een cruciale omissie die het nut van het gehele innovatie- en uitbreidingspaket twijfelachtig maakt.


Nederland moet bereid zijn om een evenredig deel van het risico te lopen; dat uit zich in voldoen aan al (veel) eerder gemaakte afspraken over quote van het BNP dat naar Defensie gaat, maar ook in het kiezen voor militaire taken die een afbreukrisico met zich meebrengen. Door zich nogal opzichtig achter een stel ‘grote buren’ te verschuilen ontloopt Nederland een verantwoordelijkheid, wat zich zal uiten in geringere internationale invloed en, mocht de nood aan de man zijn, een geringer vermogen om zelfs de eigen (uitgezonden of geprepositioneerde) eenheden zichzelf te laten redden.


Een vorm van internationale samenwerking die mikt op Europese autonomie wordt wel genoemd, maar nauwelijks nader vormgegeven. Welke concrete militaire capaciteiten worden van Amerikaanse eenheden overgenomen, welke materieelprojecten worden opgezet op een manier die een Europese defensieindustrie houvast biedt? Maar daar komen we op het terrein van Europese defensieindustriele samenwerking, wat (herinner ik me) dertig jaar terug al een hete aardappel was, en dat is het blijkbaar nog steeds. Misschien dat ik er een ander stuk tekst over schrijf.


TvO, 21 dec 2022.


zaterdag 12 maart 2022

Over Defensie

Bij het bekijken van het nieuws over de Russische oorlog tegen Oekraine werd opeens mijn oude defensie-interesse weer wakker. Ik heb een paar raas-artikelen geschreven, waarvan ik er een hieronder publiceer.

De veroveringsoorlog die Rusland voert tegen en in Oekraine heeft een aardverschuiving in het denken over defensie in Europa teweeggebracht. Ook Duitsland, dat zo graag op zijn geschiedenis wijst om maar achterover te kunnen blijven leunen, neemt nu grote schreden. En zelfs het Nederlands politiek denken over defensie lijkt uit zijn decennialange winterslaap te ontwaken.

Een aantal vragen dienen zich aan. De meest basale vragen zijn: is de Nederlandse defensie nu adequaat, en zo nee, wat is de juiste omvang en samenstelling van de Nederlandse defensieinspanning? Hoe nestelt de Nederlandse defensieinspanning zich in Navo en EU-verband, hoe moet het verder op de (ultra-)korte termijn, wat voor consequenties hebben de gebeurtenissen op de middellange termijn voor de verdere ontwikkeling van de krijgsmacht, en hoe ziet de verdere toekomst eruit.

Het korte antwoord is: nee; de Nederlandse krijgsmacht is nu niet in staat om een oorlog te voeren. De huidige defensieinspanning moet worden opgevoerd naar 3% van het BNP, dus ruim boven het in 2014 in Navoverband afgesproken percentage. Dat extra geld gaat vooral naar de aanschaf van zwaar landmachtmaterieel en extra gevechtsvliegtuigen. Over 5 jaar kan het vooruitzicht nog ongunstiger uitpakken vanwege de te verwachten dynamiek van de Chinese machtsontplooiing en van het mogelijk wegvallen van steun van VS en VK. Daabij moet Nederland zich instellen op het verdedigen van democratie die wereldwijd onder zware druk staat, in een militair onderliggende positie.

Dit maakt dat zowel de Defensienota als de bestaande Visie voor 2035 moeten worden aangepast. De Nederlandse politiek moet zich hervatten en het onwaarschijnlijke doen: tijdig pro-ageren, in bondgenootschappelijk verband, op de acute dreiging van Russische militaire agressie; tegelijkertijd adequate voorbereidingen treffen voor de middellange termijn en de lange termijn. Het gaat veel geld kosten: politiek pijnlijke ingrepen, maar noodzakelijk.

Hoe kom ik tot deze krasse uitspraken?

Om mee te beginnen moet worden vastgesteld op welke manieren de Nederlandse defensie tegen deze opponent (al dan niet) zou zijn opgewassen. Een vraag die niet hypothetisch is, immers, een aanval op een Navo bondgenoot wordt gelijkgesteld met een aanval op Nederland. Een betrekkkelijk Russisch militair ‘succes’ -bijna onvermijdelijk zal de verdediging van Oekraine tegen Rusland bezwijken- kan Putin ertoe verleiden om door te stoten naar nog wat voormalige onderdelen van het oude Sovietrijk, de Baltische staten; of om bv de verdediging van Polen te ‘testen’. De reactie van Navo, tot nogtoe, is indirect en terughoudend geweest: verbale veroordelingen, aankondigen van economische sancties, haastige wapenleveranties aan Oekraine. De EU heeft vooralsnog geen reeele zware militaire capaciteit, en speelt vooral een politieke rol. Het valt nu niet vast te stellen waar de feitelijke lijn in het zand ligt, en of Navo wel bereid (en in staat) is om die lijn te verdedigen. De Nederlandse krijgsmacht beschikt op dit moment over niet meer dan een symbolisch vermogen om oorlog te voeren, of, zoals het in neutrale ambtelijke taal heet, operaties uit te voeren ‘hoog in het geweldsspectrum’. Het hiervoor benodigde materieel ontbreekt vrijwel geheel, afgezien van enkele tientallen pantserhouwitsers, minder dan 20 tanks (van de Duitsers geleased), een gering aantal zware mortieren en een kleine luchtmacht. Strategische voorraden (aan munitie, onderdelen, brandstof) voor een langere oorlog zijn er nauwelijks; de vergelijking met het gebrek aan door Nederland getroffen voorbereidingen voordat Covid toesloeg dringt zich op.

Het percentage van 2% van het bnp te besteden aan defensie, zoals in Navo afgesproken in 2014, is een willekeuring getal. Het weerspiegelt een reactie op de dreiging zoals Navo die in 2014 zag, en ziet op een eerlijke verdeling van de pijn (niet-productief uitgegeven geld) door aan alle lidstaten een vergelijkbare last op te leggen. Nederland haalt dit percentage bij lange na niet, er gaan politieke stemmen op om de defensiebegroting langzamerhand enigszins te verhogen tot meer in de buurt van dat percentage. Vanwege deelname in het grotere geheel is het onmogelijk om een direct verband te leggen tussen aard en omvang van de dreiging tegen Nederland, en de wenselijke omvang van defensie. De dreiging is nu aanzienlijk groter is dan in 2014, dus een hoger bedrag is aan de orde: 3%.

Een van de voor veel Nederlanders kennelijk schokkende ervaringen is de ‘ouderwetse’ aard van de Russische oorlogsvoering. Het gaat om een klassieke militaire aanval met zwaar materieel, waarin bijvoorbeeld cyber wel een belangrijke ondersteunende rol speelt, maar niet meer dan dat. Het aanbod van onze premier aan Zelensky, een paar weken terug, om onze defensiehackers in te zetten maakte daarom een nogal amechtige indruk. Wie zich tegen de Russische krijgsmacht wil verweren moet over een zware militaire capaciteit beschikken.

Verder is er de kwestie van taakspecialisatie binnen Navo en EU, en de volgens sommigen daaruit voortvloeiende efficientiebesparingen. Nederland heeft de facto voor een vorm van taakspecialisatie gekozen door slechts een lichte gevechtscapaciteit in Navo in te brengen, en door het vermogen tot oorlogsvoering tot op een symbolisch niveau terug te brengen. Het lijkt erop alsof Nederland zich zo terugtrekt op een minder riskante rol. Het voeren van het gevecht en het eruit voortvloeiende sneuvelen van personeel wordt dan aan de bondgenoten overgelaten. Dat wekt bij dezen natuurlijk geen gevoelens van erkentelijkheid op. Het belemmert het ontstaan van de politieke goodwill die voor een succesvol bondgenootschap zo noodzakelijk is.

Taakspecialisatie is zinvol waar het capaciteiten betreft die slechts zinvol op bovennationaal niveau kan worden geregeld, zoals early warning (AWACS), zwaar luchttransport, logistieke ondersteuning, aankoop en exploitering van strategische communicatie- en commandomiddelen, het aanleggen van munitievoorraden. Verder is het nuttig dat de industriele capaciteit ontsnipperd wordt. Maar dat is een pijnlijke kwestie voor middelgrote landen die (nu nog) proberen een zo breed mogelijke industriele capaciteit omhoog te houden. Het is in elk geval geen reden om af te zien van snelle hernieuwing van het militair vermogen van de krijgsmacht: de tijdsschalen overlappen simpelweg niet, tegen de tijd dat de industrie geconcentreerd is zijn we vele jaren verder en zo lang kunnen we niet wachten.

Bovendien brengt de huidige vorm van taakspecialisatie met zich mee dat Nederlandse militaire operaties voor effectiviteit en veiligheid van het personeel afhankelijk zijn (en zouden blijven) van de bereidwillige, alerte en adequate samenwerking van bondgenoten. Mocht die eens een keer ontbreken of te laat komen staat onze krijgsmacht naakt in de kou, met alle gevaren voor het personeel, het welslagen van de operatie en van het Nederlands internationale aanzien van dien. Een Nederlandse bijdrage aan Europese veiligheid is er het meest erbij gebaat als de Nederlandse krijgsmacht zich (in geval van nood) succesvol op zijn eentje tegen waarschijnlijke opponenten zal kunnen verdedigen. Daarvoor is een breed samengesteld pakket aan eenheden en middelen noodzakelijk.

Er bestaat een Nederlandse politieke neiging om aan te schuiven bij VS en VK. Hierbij moet aangetekend dat de coalitievastheid van de VS onder andere afhangt van de vraag of Trump over twee jaar terugkomt als president (bepaald niet ondenkbaar); het VK is onder het huidige conservatieve bewind evenzeer een wispelturige ‘vriend’ geworden. Nederland doet er goed aan om voorzichtig te zijn met het inbedden van eigen capaciteit in die van het VK, en om altezeer te rekenen op eeuwigdurende strategische steun van de VS. Er moet op zijn minst een reserve zijn (hopelijk binnen EU-verband) voor wanneer blijkt dat we er alleen voorstaan.

Een ander argument dat hier en daar opduikt is, dat Navo zoveel meer aan defensie uitgeeft dan Rusland, China en de rest van de wereld bij elkaar. Dat miskent het gegeven dat in Navo-landen militaire capaciteit nu eenmaal duurder is vanwege ‘onze’ hogere economische ontwikkeling (dezelfde tank is goedkoper te bouwen in Rusland dan in Duitsland). Bovendien is er het gegeven dat de defensieinspanning van Navo uit geo-strategische gegevenheden expeditionair van aard is, en gericht op power projection. De VS liggen immers aan de overzijde van de Atlantische Oceaan; alleen al om het strijdtoneel te bereiken moeten duur transport en power projection plaatsvinden. Rusland en China kunnen zich een inherent goedkopere defensie veroorloven omdat ze voornamelijk op power projection over kortere afstand gericht zijn, en omdat ze voor de langere afstand ‘slechts’ de projectie van vooral de VS ‘hoeven’ te verstoren. Resultaat van deze factoren is dat een effectieve aanvalscapaciteit voor Rusland aanzienlijk goedkoper te realiseren is dan een evenzeer effectieve verdedigingscapaciteit voor Navo. Het gaat, kortom, niet om de vraag hoeveel geld je eraan uitgeeft, maar om de vraag of het vereiste militaire vermogen wordt gerealiseerd.

Voor wat betreft de (ultra-) korte termijn moeten we het doen met de krijgsmacht die er nu is. Bestaande eenheden dienen te worden ingepast in de daarvoor klaarstaande Navo-structuren en te worden opgesteld op de plaatsen die in gevaar zijn: de Baltische staten, Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenie. Tekortschietende voorraden aan, vooral, munitie, dienen zo snel mogelijk te worden aangevuld. Op de korte termijn, zeg, de komende maanden, moeten die voorraden nog verder worden uitgebreid en kan een begin worden gemaakt met verruiming van de voorraden draagbare antitankwapens en luchtdoelraketten. De vooruitgeschoven eenheden zullen met plaatselijk aanwezige onderdelen van bondgenoten tot constructieve operationele en taktische samenwerking moeten komen. Oefeningen in het veld (dus niet alleen scenario-oefeningen door hoofdkwartieren) zijn daarvoor het aangewezen middel.

Op de middellange termijn, de komende paar jaar, moet zo snel mogelijk het vermogen van de krijgsmacht worden hersteld om in een echte oorlog succesvol op te treden. De Russische operaties in Oekraine laten zien wat de relevante vijandige capaciteiten zijn die moeten kunnen worden overwonnen: grote aantallen tanks en ander zwaar bewapend pantser, een hele range aan vuursteunmiddelen, aanvalsvliegtuigen, zwermen kruisvluchtwapens die ingezet worden om luchtverdedigingscapaciteit uit te schakelen, en een offensieve cybercapaciteit. Wil de Nederlandse krijgsmacht zich hiertegen kunnen verweren dan zijn eenheden uitgerust met zware geweldsmiddelen noodzakelijk. Afdoende aantallen moderne tanks (met bij de tijd passende bewapening, denk aan het nieuwe 130mm kanon van Rheinmetall); artillerie van voldoende kwantiteit en varieteit: aanzienlijk meer pantserhouwitsers, zware mortieren, en aanvulling op het vlak van enerzijds gebieddekkende, anderzijds lichtere en beweeglijker vuursteun, te weten, MLRS en CV90 uitgerust met 105mm kanonnen. Meer capaciteiten voor luchtsteun, vermoederlijk eerder door aanschaf van een aantal eenvoudiger gevechtsvliegtuigen bv van het type JAS-39. Middelen om de grote luchtverdedigingseenheden zelf te verdedigen tegen die zwermen waarover ik het zojuist had. En, uiteraard, een defensieve en offensieve cybercapaciteit.

Dit alles gaat voorbij aan de rol van de Marine, wat misschien voor de hand ligt (tussen Europa en Rusland ligt immers geen zee) maar ook onterecht is. De Russische marine zal als doel hebben om Amerika te scheiden van Europa, en om de snelle aanvoer van Amerikaanse militaire eenheden te verhinderen. De Nederlandse marine heeft een strategisch vitale taak bij het openhouden van die verbindingslijnen. Nog meer dan bij landmachtmaterieel het geval is moet deze situatie worden aangevlogen ‘as is’; het ontwikkelen, aanschaffen, laten bouwen en invoeren van nieuw maritiem materieel duurt bijna even lang als bij de luchtmacht. De instroom van nieuwe onderzeeboten zal, naar verwachting, nog vele, vele jaren duren, dus zelfs op de middellange termijn is daarvan nauwelijks respijt te verwachten. Wellicht kan de bewapening van de patrouilleschepen van de Hollandklasse worden uitgebreid met onderzeebootbestrijdingsmiddelen.

De lange termijn ligt nog open. Hoe de Russische dreiging zich (ook in politiek opzicht) ontwikkelt is ongewis. Of en hoe Europa op een groeiende Chinese dreiging ingaat nog meer. En, zoals gezegd, de samenwerking binnen de bestaande bondgenootschappen kan niet als een eeuwigdurend gegeven worden opgevat. Hoe dan ook zal democratie wereldwijd onder toenemende druk komen te staan. Een aanval op een democratisch land aan het andere eind van de wereld moet worden beschouwd als een aanval op ons; die notie moet worden omgevormd tot een feitelijke coalitievorm met wederzijdse bescherming ingebouwd, zodat landen als Zuid Korea, Taiwan en Japan er niet alleen voor staan.

Ook op technisch gebied is sprake van fluiditeit. Cyber en space zullen op de middelange termijn hun plaats in het totale defensieplaatje opeisen. Bestaande wapensystemen worden nog verder vervolmaakt, en aangevuld met nieuwe types. In de verhoudinng tussen gevechtsvliegtuigen en drones zal zich een verschuiving voordoen naar bewapende drones. De pantserhouwitser zal tzt worden vervangen door een ander vuursteunmiddel. Met een hervonden strategisch doel en een afdoende budget moet het mogelijk zijn tzt beredeneerde keuzes te maken uit al die technische mogelijkheden. Nu nog de politieke wil.








zaterdag 23 mei 2015

Semele, een opera (oratorium?) van Handel

Residentieorkest speelt, olv Richard Egarr, Handel

Gister, vrijdag 22 mei, heb ik met Jan weer eens een concert van het Residentieorkest bijgewoond. Gespeeld werd Semele, een oratorium van Handel. Aan die zin valt van alles te specificeren. Het RO was, voor de gelegenheid, ingekrompen tot een klein barokorkest. Ondanks de mindere omvang produceerde het orkest toch voldoende geluid om de zaal te vullen. Semele, nouja, een deel ervan. De rollen waren beperkt tot Semele, haar zus Io (die ergens tegen het eind van de opera door Juno werd 'overgenomen'), en Apollo. Gezongen door niet de minsten: Claron McFadden, Laura Bohn, en Kevin Walton. Vooral McFadden is, natuurlijk, een beroemde zangeres. Ohja, laatste kwalificatie, het gaat officieel om een oratorium. Maar stof en behandeling waren toch wel erg operatesk, het is gewoon een opera. Half uitgevoerd dus (o.a. een koor was uit de cast geschrapt, helaas), en zonder toneel of aankleding. Wel met tekst op een groot doek geprojecteerd, wat handig is, zo snap je de handeling tenminste.

Egarr is een zeer bekwame en inspirerende dirigent, bij eerdere concerten was ik (ook al) erg enthousiast over zijn dirigeren. Hij bereikt een grote verfijning in speelstijl, detaillering in uitvoering, en doseert subtiel de intensiteit van het spel. Ook al doordat het RO -al enige tijd- ook als klein orkest uitblinkt was er gisteren muzikaal veel te genieten. Een uitgewogen uitvoering, niet slaapverwekkend zoals andere authentieke uitvoeringen soms wel zijn (te perfect, denk Gardiner), maar ook niet uit op krasse en, in mijn oren wat goedkope, theatereffecten zoals bij een andere bekende dirigent die regelmatig voor het RO staat. Handel maakt in deze opera gebruik van een ruim palet aan kleurmogelijkheden, waarbij ook rollen zijn weggelegd voor clavecimbel (Egarr himself, onzichtbaar naast/achter hem opgestelde collega), luit, en, tegen het eind, natuurtrompetten. Maar ook natuurhoorns (wat een heerlijk geluid is dat toch), hobo's, en, vooral, de twee fagotten die de bas van het orkest versterkten.

De keuze om de tekst integraal boven de zangers op een doek te projecteren is, denk ik, wel gerechtvaardigd. Maar door de omvang van dat doek (groot), en het ontbreken van een toneelbeeld, betrapte ik mezelf erop dat ik vooral de tekst zat te lezen en de muziek -subjectief- naar de achtergrond verdween. Dat was in de opera van een paar maanden terug, in de grote zaal van het conservatorium, handiger gedaan: kleinere tekstprojectie, toneelbeeld, toneelspel, aankleding.

McFadden is een beroemdheid, en ik denk nu wel te begrijpen waarom. Ze beschikt over een fraaie helderheid in haar stem (sopraan), ze acteert vaardig met haar stem, en komt redelijk boven het orkest uit. Bohn, een jongere Amerikaanse sopraan, heeft een duidelijk meer gevoileerde stem, althans in het middenregister; hoog kan ze heel behoorlijk meekomen. Walton heeft een fraaie scherpte en diepgang in zijn stem. Maar hij zingt veelal met een vrij snel vibrato met kleine amplitude, wat op mij bijzonder irritant overkwam. Jammer, zonder vibrato was hij aanzienlijk beter te pruimen.

Een paar merkwaardigheden tekenden verder dit uitstekende concert. Na al een kwartiertje werd, een paar stoelen van mij verwijderd, een oudere man onwel. Na enige commotie en actie legde Roland Kieft de voorstelling -tijdelijk- stil, een adequate en correcte manier van doen. Na deze vroege pauze herpakten orkest, dirigent en zangers zich op voorbeeldige wijze. Het was, merkte Kieft op, het laatste concert uit de serie op de vrijdagavond. Het komend seizoen speelt RO in het Zuiderstrandtheater en wordt de APh-zaal (waarschijnlijk) afgebroken en vervangen door een veelbesproken maar nog niet voldragen 'iets anders'.

donderdag 7 augustus 2014

Proefondervindelijk en Rampenbestrijding, tegelijkertijd

Proefondervindelijk Rampenbestrijdingsrecept

Wat hebben beide woorden in dit kopje met elkaar van doen? Niet veel natuurlijk, het ene is een bijwoord en het andere een zelfstandig naamwoord. Je stelt iets proefondervindelijk vast, bijvoorbeeld, dat brandnetels inderdaad behoorlijk prikken in de zachte huid onderaan je bovenarm. Ik kwam daar zojuist achter omdat bramenstruiken zich, in elk geval hier in de duinen ten zuiden van Kijkduin, achter brandnetels plegen te verstoppen. Het heeft gister geregend dus die brandnetels zijn allemaal een halve meter gegroeid in een nacht, maar tegelijkertijd zijn een helehoop bramen rijp geworden. Ik had trek... wat te doen? Het antwoord laat zich raden. Auw.

En rampenbestrijding is een onderwerp waarvoor ik tijdens mijn werk bij TNO een grote interesse heb gekregen. Er kan geen ramp voorbijgaan of ik zit aan het schermpje van mijn pc gekluisterd, ik volg kranten uit Nederland en Engeland, lees naderhand gebiologeerd de rapporten van al die nationale onderzoeksraden. De Amerikaanse zijn, zo is mijn ervaring, veelal erg goed geschreven en bijzonder informatief. Die wezen mij al op het niet voorkomen van paniek tijdens een ramp (dat blijft een verrassing voor eenieder die meent dat rampenfilms uit Hollywood iets met de realiteit te maken hebben). En op het belang van zelfredzaamheid, incasseringsvermogen, de behulpzame burger als echte first responder. En op de rol van chef rampenbestrijding als coordinator en improvisator, in plaast van als hierarchisch opperhoofd. Maar zijn er intussen al Nederlandse oefeningen in improvisatie, burgerparticipatie, emergente organisatie bij rampenbestrijding? Haha...

En toch slaag ik er hieronder in om beide woorden met elkaar te verbinden. Als volgt. Een paar artikelen terug heb ik een recept gegeven van, onder andere, knoedel (o-umlaut). Iets met meel, boter, melk, gist, en nog vanalles. Vaste hoeveelheden. Een klassiek command-and-control-recept. Toen belde JvK me op met de mededeling: ik kom op bezoek en we gaan knoedel maken. Direct was alles anders. Een vast recept met een 12-stappenplan en op de milligram afgestreken hoeveelheden voldoet in de werkelijke wereld natuurlijk niet. Het moment was daar voor Improvisatie, niet geheel toevallig ook het devies (recept?) voor een geslaagde ramp.
Bewijsexhibit 1. Geen ontkennen meer mogelijk.
 Dus we kieperden linea-recta de hoeveelheden en het concept overboord om verder te gaan met knoedel die bestaan uit: verfromfraaid witbrood, eieren, melk, gesmolten margarine, peper, ui, gerookte spekjes, meel (niet het pak gebruiken waar kleine zwarte beestjes in rondkruipen), knoflookteentjes, bieslook, enig zout. Neem van deze ingredienten een hoeveelheid die op het oog voldoende is, bak ui, spekjes en knoflook vantevoren, meng de andere ingredienten door elkaar, mix er ook de uispekjesknoflookbraai doorheen. Dit alles zal een kleine 20 minuten duren. Vervolgens: ballen van maken, en in een pan met kokende bouillon gooien (attentie: verbrand je niet aan bouillonspetters). Ongeveer een kwartiertje energiek laten koken tot de ballen opzwellen. Dat lijkt een teken te zijn van gaar. Haal ze met schuimspaan of iets dergelijks (vork en lepel kan ook) uit de pan, overwin uw aarzelingen en eet ze op. Te genieten met goulash (brokken knoedel lekker laten poedelen in vettig sausje) en rode kool. Idealiter een kroes duister bier bij verschalken, glaasje wijn mag ook, voor de fijner besnaarden onder ons. Smakelijk!

maandag 28 juli 2014

Waterleidingduinen nogmaals

Waterleidingduinen alweer bezocht

Gisteren heb ik voor de zoveelste keer het stuk Hollands Kustpad dat loopt door de Amsterdamse Waterleidingduinen bewandeld. En, alweer, was het snikheet, wat juist dit gebied de feeling geeft van een in de Afrikaanse zon zinderende steppe. In de verte beeft de lucht, fata morgana's verschijnen aan de horizon, en kuddes kudu's en antilopen lopen zachtjes nonchalant door beeld. Ik kijk naar de inboorlingen die hier op teenslippers rondslenteren, ze lijken die serieuze Meindls die ik aan mijn voeten heb hangen helemaal niet nodig te hebben. Het pad loopt over wildscheidingen, en hier en daar houden prikkeldraadversperringen de roofdieren buiten. Of binnen, kwestie van perspectief. Het gras is geel en droog, de bomen nog groen, ze staan als donkere wachters in de blakende zon die de hele dag loodrecht invalt. Ik heb mijn gezicht met factor 30 ingesmeerd en vraag me af of ik toch niet een hoedje had moeten dragen.

Nou ja, die inboorlingen zijn natuurlijk Nederlandse toeristen die in verrassende aantallen bleken te hebben gekozen voor natuur boven strand. Kinderen klimmen in bomen, vaders en moeders manen ze tot voorzichtigheid. Een paar heel dikke ouders speelt vrolijk verstoppertje met hun luidruchtige zoontje. Het hert dat een paar meter verderop met een imposant gewei op zijn hoofd wat aan varens knabbelt merken ze niet eens op. Hele kuddes reeen liggen stilletjes tussen de bosjes, maar slechts een enkeling lijkt ze te zien. Als ik even stilsta om de dieren goed te bekijken blijkt dat ze zelf ook goed opletten: nieuwsgierig en angstig tegelijk. Ik zie zelfs een vosje het pad oversteken en, even later, wat rondscharrelen in een bosje. De variatie in landschap, de herten die aan het eind van de dag (uur of 6) vlakbij de ingang in groepjes langs het water liggen, ruisende waterloopjes waar mensen hun verhitte voeten in laten bungelen.

Ik ben bezig op te knappen van een pijnlijke achillespees in mijn rechtervoet. De hele wandeling (iets van 35 km) was nu te veel, ik kies voor een kortere variant en neem de bus naar station Heemstede/Aerdenhout. Dan wachten, met een door NS gecharterde bus naar Leiden en verder naar huis. Het was weer mooi.

donderdag 17 juli 2014

Gastronomische Enormiteiten

Gastronomische Enormiteiten

door Uw Aller Dr. Med. Hon C. Antoniou von Ostrowicz, S.G., Zl. Wa. Co., erelid van de Koninklijke en Keizerlijke Bordurische Vereniging van Heimgerechten en Mischmasch-Allerlei

Amices,

Uit velerlei hoeken kreeg ik eersdaags een waarachtige vloedgolf aan reacties op mijn beschouwingen op de nefaste nevenverschijnselen die zich naast een WK met als onderwerp 'voetballen' voordoen. Uiteraard was het meerendeel positief, maar een enkeling waagde het op te merken dat ik wel een beetje een knorrepot en een zwartkijker ben. Dat klopt, maar om de indruk te ontkrachten dat het allemaal naar en zwaar is, geef ik u een gerecht dat als een soort van parallel naast de verbroedering (veelal voorafgaand aan de wedstrijd) tussen de beide partijen aanhangende supporters kan worden beschouwd. Het ergste uit twee keukens verenigd op een enkel bord, beter voorbeeld van Multi Cultural Crossover Eclectic Kitchen kan ik niet bedenken.

Ik heb het, allicht, over vertegenwoordigers van de Duitse en de Argentijnse keuken, die wij oproepen om te getuigen van het Grootsche dat zich in hun Kookpotten en Weckflessen afspeelt, en, bovenal, een Gelukkige Vereniging aan te gaan op het Palaat van de Gourmand. Ik omzeil natuurlijk de al-te-gemakkelijke observatie dat in Argentinie zich een aanzienlijk Duitsch contingent bevindt, dus dat die MCK zich allang heeft voorgedaan. En jawel, er zullen ook enkele Argentijnen in Duitsland verzeild zijn geraakt, omdat hun intercontinentale OV-chipknip net op was ofzo, ook die negeer ik.

Dus hier, een menu voor 4 personen.
We beginnen met een -volslagen onterecht- verguisd gerecht, zgn. Knoedel (o-umlaut). Daaraan voegen we toe: gegrilde lappen rundvlees met heftig sausje (Chimichurri) uit Argentinie, bergje Kool waar iets Onuitspreekbaars mee is gedaan. Af te sluiten met: Koffie en Dulce de Leche.
Knodel

400 gram meel
400 gram margarine
40 gram suiker
zout
20 gram gist
250 ml melk
1 ui
geraspte citroenschil

Van ingredienten een deeg kneden, in koele kelder onder natte handdoek uurtje laten rusten.
250 gram gerookte spekjes
2 uien
paprikapoeder
peper
zout
Tegelijk de spekjes, gesnipperde ui, paprikapoeder, peper en zout bakken. Vet afgieten, af laten koelen. Mengsel door knodeldeeg mengen, ballen van maken, door meel rollen, in licht gezout water een minuutje of 15 tot 20 gaarkoken op zacht vuur.
Vlees
4 Enorme Steaks
1 fles rode wijn
1 klein bakje creme fraiche
theelepel maizena
bosje rozemarijn
1/2 rode peper
potje runderfond
zout.
Halve fles rode wijn in pan (rest van wijn te verdelen onder kok en toeschouwers, direct consumeren), runderfond erbij, in laten koken. Creme fraiche erbij, rozemarijn en peper (zeer klein gesneden, daarna snel handen goed wassen en niet in ogen wrijven!) toevoegen. Indien niet dik genoeg, maizena erdoor kloppen. Zout naar smaak toevoegen.
Steaks grilleren (voor mij redelijk well done), serveren, saus overheengieten.

Groente
1 Savooie kool
Kummelzaadjes (karwijzaad)
2 winterpeeen
uitje
bouillonblokje
peper

Kool: nerf uit bladen snijden, reepjes van snijden.
Kummelzaad kneuzen en met uitje bakken.
Kool toevoegen, even bakken, dan water erbij, bouillonblokje en peper, kwartiertje stoven.
Koffie: Doe Het Zelf

Dulce de Leche. Gemakkelijkst is: kopen.
Zo niet, enkele liters volle melk aanschaffen, paar pakken anijssuiker, beetje zout, evt kaneelstokje of poeder. Gooi alles -naar smaak, dwz, hoe zoet is nog te verdragen?- bij elkaar, breng het langzaam aan de kook, laat het indikken tot het er onsmakelijk uitziet, af laten koelen in koelkast, smullen maar!
Zo. Wie na dit menu nog trek heeft in het trappen tegen een balletje is hopeloos verloren, daaraan kan zelfs Antoniou von Ostrowicz niets meer aan redden. Succes!

Hastalavistababy,

TvO

Voetbal

Juichblessures, verlengingszadelpijn, oranjeblindheid en ander WK-ongemak

Door Dr. Med. Hon C. Antoniou von Ostrowicz, S.G., Zl. Wa. Co.

Recentelijk mocht ik van een bevriende relatie werkzaam in de gelederen van de Vroedschap van Leiden de suggesie ontvangen, iets van mijn professionele ervaringen te delen met de onderdanen van genoemde Gemeente. Daaraan kom ik, natuurlijk, gaarne tegemoet.

Voorafgaand aan, tijdens en ook wel na het afgelopen WK is een fiks aantal gewonde voetballiefhebbers strompelend, op brancards of anderszins in mijn klinik aangespoeld. Het tij lijkt elke keer weer groter te worden, en bovenal, in Nederland ook veel erger te zijn dan elders in de wereld. Tijd voor een bestandsopname, analyse en beleidsaanbevelingen.
In de weken voorafgaand aan het WK merkten ik en mijn collegae een krasse toename in het aantal gevallen van gedeeltelijke, tijdelijke verblindingen, veroorzaakt door het al te intens kijken naar felle oranje voorwerpen (vlaggen, hemden, juichpakken, sinaasappelen, ach, wat niet eigenlijk) die werden beschenen door de meest intense zonneschijn van het jaar. Mensen rekenen er niet op en dragen niet, uit voorzorg, hun (oranje-gerande) zonnebrillen. Knipperend met de ogen, huilend of zelf geleid door buren of geliefden kwamen ze dus mijn klinik binnen. Wekenlange rust is het enige recept dat helpt. Voetbal volgen via de radio dus.
Tijdens wedstrijden is een aanmerkelijke sprong van het aantal achillespeesrupturen te bespeuren, vooral onder heren van middelbare leeftijd en met een zeker overgewicht. Ze springen bij een goal in de lucht, landen ongemakkelijk, en horen 'krrrrr-itsj' de pees afscheuren. Ook struikelen veel mensen bij het van de koelkast naar de woonkamer rennen, met een paar flessen bier in de hand, over hun oranje juich-pyjama's, wat vaak eveneens funest afloopt voor de pezen.
De eindeloze verlengeningen, vooral later in het tournooi, hebben voor fikse doorzitwonden gezorgd, waardoor de slachtoffers werkelijk wekenlang slechts op hun buik zullen kunnen slapen, en al helemaal geen zittend werk meer kunnen verrichten. Onhandig voor allerlei beroepsgroepen waarbinnen vergaderingen voorkomen. Hier en daar hebben we zelfs geexplodeerde blazen aangetroffen, combinatie van verlenging en te veel bierconsumptie. Een beroemde Franse barok-componist is er ooit aan overleden (hij mocht niet voor zijn Koning van tafel...), tegenwoordig kennen we reconstructie en antibiotica. Maar het blijft onaangenaam.
Tenslotte is een enkele fijngevoelige geest bij mij langsgekomen voor het doen behandelen van een wond in het esthetische bewustzijn. De eindeloze lijnen met oranje vlaggetjes, de als vulgair ervaren juichpakken, het gebulk en gebrul, werd deze tragisch-sociaal-onaangepasten bijna fataal.
Mijn beleidsvoorstel richt zich op het voorkomen van al deze (en nog talloze niet vermelde) kwetsuren aan lichaam en ziel. Stel bij een volgend WK in steden zgn. 'Voetballoze Zones' in, waarheen niet-geinteresseerden en diegenen die het teveel dreigt te worden kunnen vluchten. Vuurwerkvrije zones komen er al aan, Voetballoze Zones zijn, dunkt mij, een logisch vervolg. De lijdende mensheid zal U, Vroedschap van Leiden, eeuwig dankbaar zijn!
Ciao,
TvO