donderdag 22 mei 2014

Koffie?

Alles loopt op koffie

Nauwelijks een verrassende opmerking: alles loopt op koffie. Mensen in bedrijven, universiteiten, scholen, en, weet ik intussen, ook mensen buiten instellingen. Ikzelf, namelijk. Elke ochtend een liter groene thee, dan een paar dubbele espresso's, en ik ben weer wakker.

Ooit, als leerling op een middelbare school, ben ik begonnen zoals bijna iedereen, met een filterkoffiezetapparaat. In die tijd kon ik zelfs 's avonds nog een paar mokken in mijn keel gieten en daarna rustig naar bed gaan... en slapen! Ik hoef er nu niet meer aan te beginnen. Tijdens mijn studie, 's ochtends bij het ontbijt, tussen colleges door, in de pauze, en 's avonds bij het eten. Ik heb die arme koffieboeren te [vult u maar in] in de loop van de jaren heel wat inkomsten bezorgd. Hoewel, kennelijk gaat het meeste naar de internationale bedrijven die transport, branden, malen, verpakken, reclame maken en verkopen voor hun rekening nemen. Als ik met de trein Utrecht binnenrijd herinnert de geurvlag die daar permanent rondom de branderij hangt me nog steeds aan dames en heren die, ooit, karretjes met lekkernijen door de gangpaden duwden. Nu lopen op enkele lange-afstandsverbindingen jongens en meisjes rond met rugzakken waarin ze, schat ik, een litertje of 30 vervoeren. Het zullen wel heel sterke mensen zijn.

Affijn, zelfs deze losse verzameling overpeinzingen heeft een pointe nodig, en dat is: het apparaat waarmee je de koffie zet. Een gewoon filterapparaat, dat kennen we. Bijna onmogelijk om er een enkele kop of zelfs mok mee te zetten die niet veel te sterk wordt. Bedoeld voor groepen kantoorslaven, en, laat ik het voorzichtig brengen, voor de Grote Tankers, diezelfden die het computerbier van [H] per decaliter moeten consumeren. Het spul smaakt altijd hetzelfde, namelijk, naar een scherp en schurend bad chemicalien. Heerlijk.

Maar toen ontdekte ik het aluminium espresso-apparaat. Nog sterker, nog scherper, nog schurender, en dat in een hoeveelheid die precies in een mok paste. Een fantastische uitvinding, al begrijp ik dat het in de koffie opgeloste aluminium een versnelde afsterving van hersencellen op zijn geweten heeft. Voor zover aluminium een geweten heeft, natuurlijk. Maar zelfs deze kennis heeft mij er niet van weerhouden om jarenlang dit apparaatje te gebruiken. Vooral op een elektrisch kookplaatje deed hij het fantastisch, op gas moest je altijd subtiel mikken om te voorkomen dat de vlam het handvat zou verkolen.

Ik heb ook eens een paar weken bij de PTT gewerkt, als postbesteller. Opeens kende ik elke straat in het dorp!, en dat voor een geografisch gehandicapt iemand als ik. Ach, het was toen geen gek werk, afgezien van die lolbroeken die meenden mij eraan te moeten herinneren dat de post drie uur later was dan normaal. "Ga het dan zelf halen!" dacht ik, maar ik zei natuurlijk niets, als rijksambtenaar moet je tevreden zijn met het dienen van de publieke zaak. Bovendien weet ik dat schimpscheutenmakers in een hiernamaals gruwelijk zullen boeten, bijvoorbeeld door eindeloos van die ouderwetse Wehkamp-catalogi rond te moeten brengen, drie keer per dag, en de voorraad raakt nooit op. Dat zal ze leren.

Eeeuh, ohja, in de kantine van dat postkantoor heb ik de sterkste koffie ooit gedronken, volgens mij werd hij met zo'n ouderwetse percolator gezet, met een glazen knop erop. Pruttelen, water door filter met koffie erin, rondpompen, nog een keer door het filter.... met het resultaat kon je de doden opwekken en daarna gaten in het wegdek repareren. Postbodes beginnen echt heel vroeg met hun werk, die hebben een extra shot caffeine nodig, vandaar.

En verder, naar de cafetiere, een glazen busje waarin je grofgemalen koffie gooit, kokend water, even wachten, doorroeren, metalen filter erdoorduwen, en uitschenken. Alweer extreem sterke koffie, misschien nog wel lekkerder dan van dat aluminium ding. Een medebewoner van de flat op de campus van de UT was er dol op, en had het voor elkaar gekregen dat de grofgemalen koffie die hij bijna per kilo consumeerde op gezamelijke rekening werd aangeschaft. Net als de sambal badjak, idem. Hij had er zelfs speciale koosnaampjes voor, o.a. badjas. Wel een goede smaak, want sindsdien vind ik badjak de lekkerste sambal, en ik heb ook jarenlang met veel plezier de cafetiere gebruikt. Op het werk, toendertijd, had ik een simpel witplastic filterapparaatje staan, waarmee ik mijn kantoortje tot een informele kantine voor mijn vakgroep omtoverde. Heel gezellig, ik vermoed dat het me een jaartje van mijn promotie heeft gekost. En dat met beroerde koffie, want het apparaat maakte het water niet warm genoeg. Dan nog die scene waarin ik vergeten was een apparaat, dat ik tegen kalk met wat azijn had doorgespoeld, daarna nog eens goed uit te spoelen. Sorry Rhett.

Tenslotte mijn DeLonghi. Ik heb 'm nu een paar jaar, spoel 'm af en toe uit met azijn, en gebruik 'm intensief. Maar af en toe, als ik het waterreservoir uit het apparaat haal, zie ik een groen aanslag: algen! Zo ook een paar dagen terug, dus ik aan de slag met azijn (wordt afgeraden: slecht voor het materiaal), en toen dat niet leek te helpen, met bleekwater (nog slechter). Dat was niet zo slim, nu kwamen er opeens allerlei zwarte en bruine spikkeltjes uit het apparaat, dat kon toch niet allemaal aanslag zijn? Snel doorgespoeld met water, een paar liter. De chloorgeur is nu verdwenen, en alles lijkt het weer te doen. Ik ben benieuwd hoe lang ik kan wachten op serieuze lekkages of kortsluiting. De verhalen op een recensie-site zijn huiveringwekkend, het gaat tenslotte om het goedkoopst model van het goedkoopst Italiaans merk [gedachtensteun: denk aan de Fyra], dus zijn de buizen waar 14 bar op komt te staan met een plakbandje afgedicht en hangt de elektrische kabel gestript en al vlak naast het lekkende ijzeren reservoir. Een terrorist zou er een bom van maken als het voor zijn eigen veiligheid niet te gevaarlijk was om het te proberen.

Maar bijna iedereen is het erover eens: als je eenmaal de juiste maling hebt, en de correcte hoeveelheid goed aangestampt (maar niet te hard!), en eerst een gesimuleerde kop hebt gezet, en dan een beetje stoom hebt afgetapt, en dan het kopje goed vasthoudt omdat het anders van tafel trilt door de niet verend opgehangen pomp... dan heb je een beste kop espresso. Ik kan nauwelijks wachten tot morgenochtend.

zaterdag 10 mei 2014

Pleintje dat probeert

Winkelcentrumpje bruist bijna

Zojuist, bij het boodschappen doen, viel me in dat ik ook mijn winkelcentrummetje maar eens moet recenseren. Mijn eigenlijke supermarkt lag er verkommerd bij, vanmiddag (over een uurtje) sluiten ze een paar weken om te verbouwen tot een andere formule die, zo belooft het foldertje me, nog goedkoper wordt. De schappen zijn al half opgeruimd, winkel is bezig weer een  fabrieksruimte te worden. Intussen vervoeg ik me, bij ontstentenis aan beter, maar bij het allergoedkoopste alternatief, een Duitse super. Verder tref je hier de gebruikelijke outlets van de nationale drankketen en van twee goedkopere blokker-klonen, een textieldump en nog wat kleiner grut, een bakker.

Het regent. Bijna geen enkel winkelcentrum, plein of mooie straat is tegen regen opgewassen, tijdens zo'n bui ziet alles er triest en bluesy uit. Hier heerst de jaren-60-treurnis, het ouderwets-modernistische wat ook het oude winkelhart van Rotterdam zo droevig maakt, de rechthoekige glazen puien naast elkaar file-geparkeerd, de flatjes erboven, het pleintje met aangrenzende parkeerplaats. Een paar uitspanningen, waarvan er een nota bene de klant suggereert in het geval van wens om er te dineren vantevoren te reserveren. Het zit er 's avonds vol met de pensionado's die ooit als jonge gezinnen in zo'n flatje zijn komen wonen en er nu hun levensavond zo joyeux mogelijk willen doorbrengen, ze hebben elke week een vaste afspraak met het vaste clubje. Binnen, tegen het betonnen plafond, houten balken en planken. Glimmend bruingelakt meubilair met zichtbare houtnerf, identieke kussentjes in de stoelen. Buiten zitten, in de regen, een paar verstokte rokers hun ongezonde hobby uit te oefenen. De flats zijn met ouder wordende roze bakstenen bekleed, nauwelijks smaak of kraak.

De vereniging van winkeliers probeert er sjeu aan te geven. Een paar kraampjes, geparkeerd onder de markiezen die aan de gevels van de winkels hangen, moeten het idee van een levendige markt oproepen. De groenteboer heeft een paar kisten sinaasappels juist voor zijn winkel buiten geparkeerd. Onder een partijtent voor de uitspanning staat een eenzame zanger-met-gitaar zichzelf te begeleiden. Hij zingt in die typische boerenkoolklank, Engels-met-een-Hagenees-kleurtje, misschien heeft hij zelfs een tape met bas en drum meegenomen? Als ik van de boodschappen terugkom is ook hij naar een droger oord gevlucht, de gitaar zit nu in een koffer die tegen een wandje onder de partijtent leunt.

In een tent waar ook, zo twee keer per jaar, een paar harmonieorkesten spelen voor een publiek van 5 tot 10, zit nu iemand deskundig oude spullen als schilderijtjes en vaasjes te beoordelen. Zijn hele gehoor zit naast hem op het podium, niemand blijft staan. De beeldjes van winkelende dames dragen nu niet hun guerilla-mutsjes en sjaatjes, anders een vrolijke noot. Bij de vistent hangt het gebruikelijke volk rond, ik moet opeens aan Kostunrix denken, zou deze zijn waar ook in Amsterdam halen? Maar elke visgeur gaat ten onder in kokend vet. Ik loop terug naar huis met mijn boodschappen.

Rach-3 de Beruchte, door Wibi Soerjadi

Wibi Soerjadi in Rach-3, met RO en CP Flor

Gehoord: Residentie Orkest, Wibi Soerjadi, Claus Peter Flor, 9 mei 2014


Voorafgaand aan dit concert had ik wat twijfels. Een super-romantisch program, vooral het pianoconcert deed me op afstand wat huiveren, werd dit weer zo'n paradepaardje voor een snelle pianist met enige afstandelijke begeleiding door het orkest? Rachmaninov heeft toch, Roland Kieft verwoordde het zo mooi, de geur van veredelde boudoirmuziek, hoewel ik ook in een hoekje van mijn geheugen nog wat 'serieuze' symfonieen, symfonische gedichten en vespers heb rondhangen die dit vooroordeel al wat aan het wankelen brengen. Bovendien, Wibi Soerjadi, ik heb even op zijn website gekeken, de term 'zwijmelen' borrelt op. Hij ziet er ook veel te goed uit voor een Echt Musicus, de man lijkt wel een soort Peter Pan met het geheim van de eeuwige jeugd! (wie hier jaloezie in hoort, honi soit...). Affijn, als ik toch aan het knorren ben, de Enigmavariaties van Elgar hebben in het repertoire zo'n minder benijdenswaardige positie tussen symfonisch gedicht en gelegenheidsmuziek in, denk aan de Schilderijententoonstelling en de Planeten van Holst, leuke moppies, die moderne dirigenten -daar nog bovenop- wel geneigd zijn om te over-spelen, er teveel diepzinnigs in te leggen, wat de aantrekkelijkheid die ervan uitgaat, het luchtige karakter, danig kan verstieren. Flor, tenslotte, had, naar mijn smaak, in de symfonie van Schumann een paar maanden terug niet echt geschitterd, er was toch duidelijk een niet-connectie tussen orkest en dirigent. Dus hierop vrolijk broedend wandelde ik het APh-theater binnen. Lekker druk, ook dat nog (grom) (nu word ik echt zwartgallig), allemaal fans van Wibi natuurlijk. Hmmm.

De starter. Flor bleek een sympatiek man met een zeker gevoel voor humor, en zo'n vertederend Duits accent dat voor buitenstaanders wel als twee druppels water op een Nederlands moet lijken. Hij had ook, voorzover mogelijk in het korte gesprekje, wat te melden over het 'eigene' van Elgar. Volgens mij zou hij wel eens een symfonie van Elgar, of iets groots van Britten willen dirigeren. Dan, Wibi. Elegant groen velours jasje met gouden biezen afgezet, hij beschermt zijn handen (heel verstandig) met handschoenen. Voor de gelegenheid een snorretje en een sikje laten staan, het stond hem allemaal prima. Hij vertelde met evident enthousiasme wat Rach-3 zo aantrekkelijk maakt, namelijk, het is naar moeilijk, extreem veelzijdig, de piano is een orkest op zich, allerlei interactievormen met het orkest. Ohja, nu herinnerde ik me dat hij ook bekend is om zijn Liszt, het krediet van de musicus nam nu snel toe, ik houd ook zo van het symfonische van Liszt. Soerjadi is een (iets) kleinere man, hij spreekt gemakkelijk maar niet gelikt, en hij leeft klaarblijkelijk in de muziek. Naar het concert.

Rach 3 was, in een woord, geweldig. Flor had, denk ik, aandacht geschonken aan instudering van de orkestpartij, die klonk -dan ook- goed. Hoewel ik de indruk heb dat in de kleinere rococo-bezetting meer hechtheid te vinden is in de strijkers, wat, gezien de kleinere aantallen, misschien ook niet zo gek is. Blazers deden het ook prima. Interactie tussen dirigent en orkest: geslaagd, nu niet de frenetieke voorinzetten door de concertmeester om het orkest bij elkaar te houden maar, zoals te doen gebruikelijk, orkest daadwerkelijk door dirigent geleid. In deze muziek kun je als orkest ook nauwelijks op de pianist afgaan, die heeft een te veelzijdige rol v-a-v het geheel. De warme, verzadigde Russische klank (lekker diep) deed me verlangen naar meer zware symfonieen, ik moest opeens aan Svetlanov denken, lang gelee. Soerjadi was, natuurlijk, de ster. Ik acht me niet bekwaam om de finesses van zijn spel te beoordelen, maar het viel me op dat hij bij tijd en wijle teder en -extreem- ingetogen speelde, soms ook als een titaan op de toetsen hamerde, en af en toe de piano bijna deed exploderen, tot aan de grenzen van het instrument. Maar dan zo gedoseerd dat de climax ook werkelijk overdonderde. Hij schroomde bovendien niet om met zijn klank 'in het orkest' te hangen en er af en toe in onder te gaan, zeer gelukkig toegepaste dynamiek die R3 ruimschoots uittilde boven een pianosonate met enige begeleiding. Samenwerking tussen dirigent, pianist en orkest was nu prima, een hecht team, heel goed. Soerjadi speelde na uitvoerige toejuiching een toegift die bestond uit een stuk allegro, met een semi-ostinato thema-cel, uitgevoerd in motor-ritme en stalen klank. Nodig die man uit om een Prokovief-concert te komen spelen!, en doe er voor de gelegenheid meteen zo'n Liszt-parafrase bij voor piano en orkest.

Na de pauze, de Enigma. Het raadsel is, volgens mij, gemakkelijk op te lossen. Het thema is: vriendschap. Zo, verder naar het volgende mysterie ;-)
Flor nam het stuk, de verscheidene variaties, in een tamelijk laag tempo. Daarmee tilde hij het wel uit boven het niveau van Britse (superieure) salonmuziek, hij vond er echo's in van de tragische adagio's die je eerder met Duitse of Oostenrijkse componisten uit deze tijd associeert, en ook de krachtexplosies die erbij horen. Subtiel filigrainwerk deed schaduwen vallen en helle plekken oplichten waar in meer conventionele uitvoeringen aan voorbij wordt gegaan. Maar het elegante divertisserend karakter van Enigma kwam nu wat op de achtergrond. De Jaeger-variatie was, bijvoorbeeld, wel wat zwaar, maar gelukkig toch ook weer niet alsof het om begrafenismuziek ging. Wat Elgar zo Brits maakt, het vermogen om de muziek van elegant, via elegisch naar dramatisch te doen verglijden en weer terug, werd wel geraakt maar niet -denk ik- volledig gerealiseerd. Herkansing in een symfonie?
Mooi concert, ik kan mijn opinies over Flor en Soerjadi bijstellen.

vrijdag 9 mei 2014

Residentie Orkest begin 2014

Residentie Orkest Begin 2014

18 april, Mattheus Passion

Afgelopen vrijdag, Goede Vrijdag, heb ik een uitvoering van de Mattheus bijgewoond, door RO onder leiding van Richard Egarr. Eindelijk in twee opzichten; ten eerste, de zaal weer eens vol, ten tweede, Egarr op de bok.

De uitvoering was er een zoals we intussen kunnen verwachten, een aantrekkelijke vermenging van authentiek en romantisch. Egarr hanteerde tamelijk hoge tempi, zonder, overigens, dat ze mij als gejaagd voorkwamen. Daarbij creerde hij gedurig spanning door voortdurend te versnellen en vertragen, vele verfijningen in dynamiek aan te brengen, hij sculptureerde het geluid echt. En hij hield, ook in de fel-dramatische passages, de troepen goed bij elkaar, wat bij een enorme bezetting zoals we 'm hebben gezien geen geringe prestatie was.

Het orkest zat, zoals bij een Mattheus te doen gebruikelijk, gedeeld op het podium, juist ook als het (grote) koor. Dit was nu een gelegenheid waarbij ik me gelukkig prees om nogal voorin te zitten, want de stereo-effecten die Bach in zijn partituur heeft aangebracht kwamen prachtig tot hun recht. Orkestspel was, zoals bij uitvoeringen van oudere muziek intussen te doen gebruikelijk, uitstekend. De solo's van beide concertmeesters kwamen ook mooi over het voetlicht. Het koor zong fraai beheerst, gedifferentieerd naar de vereiste stemmingen. De keuze voor een heel groot koor lijkt mij hier de juiste; voor werkelijk authentieke uitvoeringen met uitgebeende krachten (solistisch orkest en koor) heb je weer gespecialiseerde ensembles die van dit heerlijke werk een steile exercitie in ascese maken, niet zo aan mij besteed.

Het kwartet, evangelist en Christus realiseerden ook fraaie vertolkingen van hun partijen, waarbij mij opviel dat de evangelist - zoals tegenwoordig te doen gebruikelijk - vooral het theatrale van zijn rol benadrukte, minder het sacrale. Sopraan en mezzo (vooruit, een hoogklinkende alt) waren zich zotezien erg bewust van de inhoud van de tekst die ze zongen, mooi onderscheiden klank ook (felgekleure, operatische sopraan, wat meer omfloerste alt). Tenor fraai gedaan (hij vloog wel een keer bijna uit de bocht), en mijn favoriete stemtype, de bas, een mooi gruizig geluid met veel diep. De Christus had vooral veel midden en moest, had ik de indruk, nogal gas geven om boven het orkest uit te komen. Bij de basaria's viel me op dat de eerst gehoorde uitvoering zo gemakkelijk maatgevend kan worden; en die was, uit de jaren '60 stammend, nogal langzamer dan wat we gister hebben gehoord. Een bijwijle wat lager tempo zou een van nature minder wendbare stem als de bas, denk ik, meer gelegenheid geven zijn geluid te ontvouwen, en de ontroerende inhoud van de muziek te treffen.

Egarr is, zonder twijfel, een uitstekende dirigent voor dit repertoire. Ik wil niet aan de kwaliteiten van JWdV afdoen, maar ik vind het toch merkwaardig dat er nu twee (min of meer) chefdirigenten zijn voor dezelfde helft van het repertoire. Allebei bijzonder kundig, ik heb een lichte, niet rationeel uit te leggen, voorkeur voor Egarr. Maar de overeenkomsten zijn evident; allebei een gematigde versie van de moderne uitvoeringspraktijk aanhangend, en beiden gedreven musici-onder-de-musici. Ik denk dat Egarr [iets] meer controle houdt en JWdV [net wat] meer op een kamermuzikale collegiale manier van muziekmaken leunt. Wat een luxe...

Deze muziek betekent voor veel mensen veel, maar verschillende, dingen. Ik zag, wat ik anders nooit zie, nogal wat lieden met de partituur rondlopen. Eerder meende ik dat dit uit een soort cultureel snobisme voortkwam, maar ik sprak later iemand in de tram die me vertelde dat hijzelf had meegezongen, ooit, als knaapje, en dat hij de lange zit alleen overleefde door mee te lezen. Nogal wat volwassenen en ouderen hebben herinneringen aan dergelijke uitvoeringen, uniek voor dit werk, en niet te repliceren in andere concerten. Weer anderen zullen aanhaken bij het concept 'traditie', een nogal gemakkelijke traditie danwel, want je hoeft er maar eens per jaar voor naar de concertzaal. Er zullen wat nieuwsgierigen tussenzitten, die gaan uitgeput en, waarschijnlijk, tamelijk onder de indruk, weer naar huis. En het concert zat in de serie, voor mij reden om (weer eens) te gaan. Het zal niet meevallen om deze uitverkochte zaal bij een willekeurig ander concert op dezelfde manier te repliceren. Het was wel veel gezelliger, zo tussen heel vele andere luisteraars. En mijn bezoek, aan wie ik het laatste van de vrijkaartjes heb gegeven, was ook erg tevree. Kortom: goed gedaan, bravo!

4 april, experimenten nav jubileum Shakespeare

Het concert van vanavond. Ik ben blij dat ik de inleiding (starter) heb bijgewoond, want nu werd me op voorhand al duidelijk wat mij (en enkele honderden medeluisteraars) te wachten stond: een subtiele mix van tekst op scherm, een acteur die niet door de muziek heen praat, en, natuurlijk, muziek. Nu denk ik bij Shakespeare aan dat hele dikke boek (blauwe kaft) dat ik een jaar of twintig terug eens in een overmoedige, cultureel-verantwoorde bui bij de Slegte heb aangeschaft, in Enschede. Nooit een letter uit gelezen, die letters zijn ook heel klein, het papier is dun, en toch een enorme pil van een boek. Misschien voor als ik later groot ben, of oud. Uitleg over 'smans leven en werken, ach, ik lees het wel op wikipedia.

Maar de keuze van de muziek was veelbelovend: een pianoconcert van Hummel dat ik niet ken; muziek van Elgar (daar hoor je zowiezo veel te weinig van), heb wel op cd maar kan zogauw niet meezingen; de fantasieouverture van Tsjaikovsky, een van de eerste klassieke werken die ik ontdekte, nota bene op een lp van mijn ouders; en de beroemde filmmuziek van Shostakovitsj, ooit wel eens gehoord. Zeer uiteenlopende stijlperiodes, totaal verschillende componisten. Leuk!

De Hummel bleek wat bleek, beetje onnozele muziek met weinig pregnante thematiek, niet erg inventieve variatie en eigenlijk geen ontwikkeling om over te spreken. Daarvoor ga ik de cd-bakken niet nalopen. De Elgar, daarentegen, een volbloedig-romantisch werk dat beslist een tweede en een derde kans verdient. Je herkent hier en daar die typische Elgariaanse melodie, maar niet heel dwingend. Wat mij betreft was dit de openbaring van de avond, het orkest klonk ook uitstekend, mooie volle klank, zelfs de fagotsolo knalde eruit alsof ergens achter het podium een versterkertje stond mee te blazen. Het kan ook zijn dat ik nu beter op de muziek concentreerde, omdat ik de hele eerste helft van het concert mijn ogen dicht heb gehouden. Maar, let wel: ik klaag of zeur niet, vind het wel degelijk een moedige poging om een nieuw format uit te proberen. Of het geslaagd is, ik kan het niet zeggen, omdat ik er dus bijna niets van heb gezien.
Na de pauze, de ouverture en de filmmuziek. Ouverture, precies zo heerlijk zwelgend in doodsdramatiek als ik me al herinnerde, orkest klonk (alweer) uitstekend, om de eenofandere reden leken de strijkers beter door te komen dan anders. Het blijft geweldige muziek. De uitsmijter, filmmuziek van Sjostakovitsj, maakte een verpletterende indruk, vanwege de fraaie aanknoping met de filmbeelden (ik houd wel van die zwaar-dramatische slagen van het noodlot en van de bibberige kinderpianofiguurtjes in de gekte van Ophelia), maar ook omdat het orkest mooi strak (en hard) de dirigent volgde.

Dus, samenvattend: een geslaagd concert, nieuwe muziek gehoord, en de visuele toevoeging zat mij niet in de weg.

Als afsluiting een opmerking over iets wat me wel degelijk heeft gestoord. De geluidsboxen die naast het grote scherm hingen bleven, ook als het orkest speelde, een uiterst irritante hoge knerptoon uitstoten. Ik heb er in de pauze iets van gezegd tegen de geluidsmensen achter in de zaal, maar na de pauze hoorde ik het weer. Misschien dat de wat oudere luisteraar al zoveel van zijn gehoor kwijt is dat hij/zij het niet hoort, maar ik geloof toch niet dat ik een uitzonderlijk soort auditieve prinses-op-de-erwt ben. Doe er iets aan! (versterker achter de boxen uitschakelen).

Ah, en nu ik toch aan het toeteren ben, zou het mogelijk zijn iets aan de akoestiek van de kantine te doen? Het viel me nu weer op dat dat zaaltje wel erg dodelijk droog klinkt, niet erg bevorderlijk voor het aanelkaarversmelten van de individuele bijdragen in kleine ensembles. En dat terwijl een koperkwintet zo mooi kan zijn! [met een bastrombone nota bene, heel bijzonder]. Misschien het plakkaat achter het prodium ombouwen tot een hoorn-achtige schelp, zoals de Hollywood Bowl in het klein? Klinkt het zaaltje boven wellicht beter?

11 april, Shakespeare midden in de nacht, Mendelssohn als achtergrondmuziek


Afgelopen vrijdag, het tweede concert in het teken van een Shakespeare-jublieum. Nu niet een mimende acteur maar een luidruchtig echtpaar dat gezamelijk 15 rollen speelde uit Midzomernachtsdroom.

Na het concert van vorige week, een soortgelijk concert (Egmont) vorig jaar, en het optreden van RO met Freek de Jonge een paar jaar terug indachtig was ik benieuwd wat ik van deze hybride zou vinden. Bij de intro vertelde de acteur al: muziek onderteunt het theater. Nou, voor mij gaat hoogstens het omgekeerde op, dus ik werd al wat skeptisch.

Dan het optreden. Eerst een moppie Purcell, fraaie muziek, tikje minder scherp uitgevoerd dan de afgelopen paar concerten met oude muziek, maar toch heel aardig. Het smaakt, vooral, naar meer. Al vrij snel volgde de pauze.

En het eigenlijke toneelstuk. Het orkest zat in groot formaat op de buhne, maar kreeg maar een paar substantiele brokken uit te voeren, de ouverture (fraai hoor), en even later, de bruiloftsmars. Verder speelde RO muzikale tussenvoegsels, plaksel tussen de toneelscenes.

Die waren wel geinig gedaan, beide acteurs gebruikten een heel palet aan stemmetjes om de verschillende personages uit te beelden. Ergens halverwege betrapte ik me erop, me af te vragen hoe lang het allemaal nog zou gaan duren. Gaap...saai...gaap...

Aan het eind van het concert bleven een paar vragen open.

1) Is dit nog wel een concert? De muziek kwam, in het hoofdprogramma, duidelijk op het tweede plan. Het ging om een toneelstuk met enige geluidsondersteuning.

2) Vind ik dit wel leuk? Hmmmm. Ik kom uitsluitend voor de muziek, en wil niet worden lastiggevallen met plaatje, tekst, acteurs die wat op toneel rondscharrelen of zelfs hele lappen tekst opzeggen. Enige uitleg bij de muziek blijve, wat mij betreft, beperkt tot de starter. Voor plaatjes kan ik nog de ogen dichtdoen (niet erg comfortabel), maar van een toneelstuk krijg ik onherroepelijk veel mee, en dat is altijd meer dan me lief is.

3) En volgend jaar? Ik zie dat vrijwel de gehele vrijdagavondserie in het format van 'een praatje en een plaatje' is gegoten. Zaterdag en zondag blijven traditionele concerten. Dus ik neem me nu voor, de programmering in de gaten te houden en te zijner tijd eens een losse kaart te nemen.

4) Werkt het? Ik krijg de indruk, in het geheel niet onderbouwd door onderzoek, dat u in wezen dezelfde mensen trekt als die u met 'gewone' concerten al trok, veelal ouderen die op de vrijdag een leuke uitgaansgelegenheid zoeken. Ik zie (nog) geen nieuw publiek. Misschien zou een grotere hoeveelheid reclame soelaas kunnen bieden, ik vermoed dat u het nieuwe publiek echt zult moeten veroveren. Zoals bij de concerten in het Paard.


Ryan Wigglesworth dirigeert zichzelf, of, hoe Beethoven ook niet-authentiek kan

Bijgaand mijn indrukken van het concert dat ik vorige week vrijdag heb bijgewoond. Later dan normaal, omdat ik me toch even heb afgevraagd wat ik er eigenlijk van vond. Het volgende, dus.
Dirigent: Ryan Wigglesworth. Bij zo'n naam vermoed ik direct een uiterst beschaafde Brit, en dat bleek bij de voorbeschouwing aardig te kloppen. Mooie verzorgde dictie, zelfs Roland Kieft leek wat bevangen door sterreglans want hij vergat zijn interviewtje in het Nederlands te vertalen. Niemand protesteerde, dus het zal ook wel niet nodig zijn geweest, zegt weer wat over het publiek.
Gespeeld, naderhand in de zaal: Wigglesworth's eigen 'First Book of Inventions', een ingenieus modern muziekstuk dat, begrijp ik uit de beschrijvingen die ik op internet vind, stoelt op compositietechnieken uit vroegere eeuwen. Zo is er sprake van een aantal variaties, een eindkoraal, en een onderliggende muzikale puls als van een BC. Leuk muziekje, ik ga eens wat meer van RW opzoeken.
Daarna, een liederencyclus van Berio, normaliter goed voor modernistische rillingen maar in dit geval behelzende een aantal orkestraties door Berio van bestaande, soms volksliederen. De sopraan Karin Strobos gaf elk lied met hoor- en zichtbaar plezier een eigen karakter en klankkleur, van eenvoudig Amerikaans volksliedje, via Berlijnse kabaretkeelklanken en Weense operakreten tot een hilarisch laatste volkslied in een fonetisch opgeschreven fantasietaal. Geweldig, wat een zangeres. Orkest gaf mooi partij in de kleurrijke orkestraties.

En dan, het muzikale 'hoofdgerecht', Beethoven 3. Programmatisch interessante keuze; misschien dat het thema van 'modernisering in en binnen klassieke vormen' hier de verbindende schakel is. Nu zijn we langzaamaan gewend geraakt aan Beethoven gespeeld als na een paar hele straffe koppen espresso, Wigglesworth ging voor in een uitvoering die meer op het welluidende mikte, meer capuccino met een beetje suiker. Hij vijlde de scherpe hoekigheid bij, die in oudere uitvoeringen het grootsch-heldhaftige benadrukken, maar ging ook niet mee in de strenge 'authentieke' praktijk; per slot van rekening zat hier het hele orkest op het podium, en werd gespeeld met vibrato. Grappig genoeg viel mij het pulserende ritme op, met de bijbehorende thematische en ritmische variaties, zodat niet het klassieke vormschema 'thema, ontwikkeling, coda' de boventoon aangaf, maar meer een oud schema van 'thema, variaties met vaste BC, koraal'. Misschien heeft Wigglesworth in Beethoven een geestverwant herkend?
In zijn onnadrukkelijkheid en niet-moderniteit een alleraardigst concert.