woensdag 21 december 2022

Over de Nederlandse defensienota van 2022.

De Nederlandse defensienota van 2022 is een interessant document. Er wordt gewag gemaakt van een verslechterende internationale veiligheidssituatie, en er wordt gesteld dat de Nederlandse defensie zich daarop moet aanpassen.


De drie krijgsmachtdelen worden afzonderlijk behandeld. Zo zullen Marine en Luchtmacht de eigen slagkracht vergroten, altijd om in internationaal verband een grotere rol te kunnen spelen. De Landmacht wordt verder in die van Duitsland geintegreerd; een gezamelijk grotere slagkracht wordt nagestreefd.


Teneinde die slagkracht te vergroten mikt Defensie op een aantal ‘effecten’. Nu was ‘effecten-gebaseerd’ een paar jaar terug een hippe modekreet in (internationaal) defensiedenken, dus ik was wel benieuwd wat daar, voor Nederland uitgekomen was. Dat was:

  • Hogere gereedheid en inzetbaarheid, vooral door het wegpoetsen van achterstallig herstel en onderhoud van bestaand materieel, en het aanvullen van onvoldoende voorraden.

  • Gerichte verbetering van de slagkracht, en

  • Meer wendbaarheid, dwz, inzetbaarheid in een breder scala aan mogelijke conflicten.

De dreigingen tegen de nationale veiligheid zijn de oude bekenden: instabiliteit aan de randen van Europa, Rusland en China; georganiseerde criminelen, slechter weer en Venezuela voor het Caraibisch gebied.


In het document zie ik het gebruik van de term ‘vechten’, en, zowaar, een paar keer ‘de krijgsmacht moet kunnen winnen’, een concept dat in eerdere defensienota’s simpelweg niet voorkwam. Maar ook, vooral, dat Nederland onderdeel is van EU en NAVO, en voor zijn veiligheid overwegend afhankelijk is van effectief optreden van beide organisaties. Nederland ‘levert’ militaire capaciteiten die, naar eigen zeggen, ‘meerwaarde’ bieden, en die gelegenheid geven tot ‘specialisatie’.


Voor wat betreft militaire gevechtscapaciteiten, die moeten vooral worden gezocht in enerzijds de meer autonome bijdragen van bewapende schepen en vliegtuigen, anderzijds in ondersteunende diensten voor landoptreden. Schepen en vliegtuigen kun je moeilijk ‘modulair’ leveren, denk aan ‘wij leveren het vliegtuig, jullie hangen er een raket onder of plaatsen er een piloot in’. Idem bij schepen, het gaat om eenheden die, mocht het nodig zijn, zichzelf effectief moeten kunnen beschermen in een echte oorlogssituatie. Voor eenheden van de Landmacht geldt dat kennelijk niet of minder; daar mikt Defensie op Combat Support en Combat Service Support. Denk aan: vuursteun, transport en logistiek, inlichtingen, medische ondersteuning en onderhoud; verder zie ik in de lijsten materieel vooral verdediging tegen allerhande luchtdreigingen, van kleinschalig (vijandige drones bestrijden) tot grootschalig (raketten die buiten de dampkring vliegen vinden en mede-bestrijden).


Special Operations Forces worden uitgebreid en nader van geschikte uitrusting voorzien, maar verder ligt de nadruk bij landoptreden op het vervangen van verouderd materieel, het opwaarderen van iets minder verouderd materieel, en, zoals gezegd, het versterken van CS en CSS.


Specialismen die worden versterkt zijn dus: integrated air and missile defence (IAMD); vuursteun (uitbreiden munitiepakket van de pantserhowitser, aanschaf van allerlei mortieren, aanschaf raketartillerie), nieuwe domeinen (cyber en space). Joint optreden is uitgebreid tot multidomain opteden.


Wat mij aan de doorwerking van het ervaren hogere dreigingsniveau in concrete plannen opvalt is, dat het wegwerken van achterstallige reparatie en onderhoud als onderdeel wordt gezien van het behalen van de 2% norm. Ik zou denken dat het zuiverder en eerlijker zou zijn om de ‘nieuwe situatie’ te baseren op die 2% norm, en wat aan investeringen nodig is voor het behalen van die situatie als een eenmalige extra uitgave te beschouwen.


Er wordt geen concrete aanwijzing gegeven voor hoe vanuit een ervaring van een hogere dreiging is gekomen tot juist die innovatiespeerpunten en verbeteringen waar sprake van is. Tussen dreiging en het aanleggen van militaire voorzieningen liggen zaken als: meest voor de hand liggende dreigingsscenario’s, aard en omvang van schade aan de nationale veiligheid die zich als gevolg van die scenario’s zou kunnen voordoen, en een afweging tussen waarschijnlijkheid van scenario’s en ernst van de schade.


Het was enige decennia geleden te doen gebruikelijk dat de Landmacht met (aanzienlijk) meer geld ging lopen dan Luchtmacht en Marine, omdat militair optreden nu eenmaal voornamelijk op land geschiedt (al was het maar omdat daar de meeste mensen, en zeker het overgrote deel van de Nederlanders die moeten worden beschermd, wonen). Daar is nu geen sprake van; ruim een derde van het budget gaat naar defensiebreed materieel, 18% naar ICT. Samen goed voor meer dan de helft. Voor Luchtmacht, Marine en Landmacht gelden resp. de volgende percentages: 18,7; 6,2 en 11.6. De Luchtmacht heeft een mooie slag geslagen; aanschaf van een gering aantal F35s kost een enorm kapitaal dat zelfs bij een behoorlijk uitdeiend defensiebudget nog een bovenproportioneel beslag legt op de middelen.


Verder zou het voor de hand liggen dat er specifieke, concrete verwijzingen worden gedaan naar NAVO-afspraken waaruit duidelijk blijkt dat Nederland vooral CS en CSS levert. In welke task forces gaan die capaciteiten worden ingeklikt, wat voor operationele, tactische en technische voorzieningen worden getroffen zodat dat inklikken ook daadwerkelijk gaat lukken, wat voor oefeningen met echt personeel en echt materieel gaan worden uitgevoerd? Sterker nog, uit de (korte) reactie van NAVO blijkt dat NAVO helemaal niet zo blij is met de richting van de Nederlandse defensieinspanning; het achterblijven van investeringen in de landmacht en de aanschaf van zwaardere wapensystemen valt in negatieve zin op.


Slechts de integratie van de Nederlandse Landmacht in de Duitse wordt besproken, en zelfs daarbij wordt niet vermeld wat Nederland levert, en waarom. Andere vormen van internationale samenwerking en integratie gelden samenwerking op het gebied van mijnenbestrijding met Belgie, en samenwerking van de mariniers met hun Britse collega’s. De realisatie dat Brexit betekent dat het UK niet langer een bondgenoot is lijkt nog niet ingedaald.


Nu spelen bij het balanceren van de verschillende investeringen binnen het defensiebudget twee generieke problemen: een, het gaat om een voorziening ‘in geval van’, een verzekering. Aangezien Nederland niet van plan is om ergens een oorlog tegen een specifieke vijand te beginnen is het altijd noodzakelijk om aan risicobeheersing te doen en tot een palet aan mogelijkheden te komen. Verder is het in elk geval niet de bedoeling dat Nederland op zijn eentje een ‘echte’ oorlog gaat voeren; het wordt (dus) niet noodzakelijk geacht dat de Nederlandse krijgsmacht intern geheel gebalanceerd en met alle mogelijke en voor oorlog noodzakelijke capaciteiten is uitgerust. Twee goede redenen waarom een Nederlandse defensienota eigenlijk altijd een zekere mate aan wezenloosheid kent. Zelfs het voeren van een gevecht en het moeten kunnen winnen werd in het verleden achter onzijdig ambtelijk taalgebruik verborgen; het is een behoorlijke verbetering dat dat nu (iets) minder het geval is.


Het valt wel op dat de hele concrete oorlog die een paar honderd kilometer van de landsgrenzen wordt uitgevochten blijkbaar slechts zeer beperkt invloed heeft gehad op de samenstelling van dat palet. Artillerie wordt benadrukt (eindelijk, goed zo), er wordt een ingang gemaakt waardoor gebiedsdekkende raketartillerie weer terug kan worden gehaald, en lang uitgestelde vervangingen van basale wapens als mortieren worden eindelijk, eindelijk uitgevoerd. Allerlei zaken als C2-middelen, middelen voor cyberoorlog, logistiek, en luchtbescherming, waren altijd al een belangrijk issue en zijn niet van aard of belang veranderd. Herstel en onderhoud van bestaand materieel worden aangepakt, het werd eens tijd. Maar de noodzaak om een grotere en vooral zwaarder bewapende Landmacht te leveren wordt blijkbaar (nog steeds) niet onderkend. Een gemiste kans; zelfs op de middellange termijn wordt niet gesproken van tanks (denk aan dat Duits-Franse initiatief voor ontwikkeling van de nieuwe tank). En toch had het daar voornamelijk om moeten gaan. Tanks, om de Russen vernietigend mee te kunnen verslaan, en, mocht de noodzaak zich ooit voordoen, ook de Chinezen.


Een politieke kwestie die hierachter schuilt (denk ik, dit is mijn achterdocht die opspeelt) is, dat de Nederlandse politiek maar het liefst kiest voor militaire verplichtingen waarbij een relatief gering risico op het lijden van verliezen wordt gelopen. De lichte en middelzware eenheden van de Landmacht zullen niet in het veld kunnen treden tegen een zwaar bewapende vijand als de Russen; bij een eventuele NAVO-inzet zal dan een ander land de hete kolen uit het vuur moeten halen. Mooie taakverdeling. De enige primaire ‘hoog intensiteits’-eenheden die worden uitgebreid zijn de Special Ops Forces, de zware vuursteun, en, zoals gezegd, fregatten van de Marine en gevechtsvliegtuigen van de Luchtmacht. Allemaal heel high-tech, zeker, maar er wordt consequent voorbijgegaan aan het zware, landgebonden gevecht. Een cruciale omissie die het nut van het gehele innovatie- en uitbreidingspaket twijfelachtig maakt.


Nederland moet bereid zijn om een evenredig deel van het risico te lopen; dat uit zich in voldoen aan al (veel) eerder gemaakte afspraken over quote van het BNP dat naar Defensie gaat, maar ook in het kiezen voor militaire taken die een afbreukrisico met zich meebrengen. Door zich nogal opzichtig achter een stel ‘grote buren’ te verschuilen ontloopt Nederland een verantwoordelijkheid, wat zich zal uiten in geringere internationale invloed en, mocht de nood aan de man zijn, een geringer vermogen om zelfs de eigen (uitgezonden of geprepositioneerde) eenheden zichzelf te laten redden.


Een vorm van internationale samenwerking die mikt op Europese autonomie wordt wel genoemd, maar nauwelijks nader vormgegeven. Welke concrete militaire capaciteiten worden van Amerikaanse eenheden overgenomen, welke materieelprojecten worden opgezet op een manier die een Europese defensieindustrie houvast biedt? Maar daar komen we op het terrein van Europese defensieindustriele samenwerking, wat (herinner ik me) dertig jaar terug al een hete aardappel was, en dat is het blijkbaar nog steeds. Misschien dat ik er een ander stuk tekst over schrijf.


TvO, 21 dec 2022.