maandag 3 juni 2013

Vivaldi voor fagot, fagot voor Vivaldi?


Vivaldi voor fagot, fagot voor Vivaldi?

Een paar weken terug had ik opeens zin in Vivaldi voor fagot. Ik zocht wat en trof een box aan waarin het gehele repertoire te vinden is: Daniel Smith op fagot, English Chamber Orchestra, dirigent Philip Ledger. De opnames hebben halverwege jaren '90 allerlei prijzen gewonnen, en op de website van Smith staan een stel uiterst lovende recensies. Dus ik dacht: hoera!, gevonden.
Maar mijn enthousiasme verdampte weer snel nadat ik hier en daar wat stukken van de concerten had gehoord. Smith is niet virtuoos genoeg om die Vivaldiaanse (bijna onmogelijke) loopjes en sequenties foutloos uit te voeren, en een paar gemiste noten of slordig afgeraffelde ritmische figuren vergallen al snel het luisterplezier. Bovendien was de toon veelal onverzorgd, en de intonatie vaak problematisch. Weg ermee dus... maar nu zit ik naar de eerste cd uit de box te luisteren en hierop klinkt het allemaal heel wat beter. Heeft Smith voor cds 2 tm5 (lps 2 tm 6) te weinig repetitietijd genomen? Het ECO is een uitstekend kamerorkest dat goed weerwerk biedt, middle of the road op de juiste manier, frisse toon, op moderne instrumenten gespeeld. Maar de kwaliteit van het fagotspel varieert dus enorm. Smith bespeelt een moderne fagot.
Ter vergelijking heb ik -iets- oudere opnames van Klaus Thunemann met I Musici opgezocht en beluisterd, en recentere uitvoeringen door Azzolini, ondersteund door l'Aura de la Giocosa Marca.
Thunemann bespeelt ook een moderne fagot, I Musici zijn een ouder, in barok gespecialiseerd strijkorkest dat op moderne instrumenten speelt. Thunemann zeilt zonder hoorbare problemen door de moeilijkste loopjes, speelt nooit vals, en (fantastische bonus) weet zelfs een element van improvisatie in zijn spel te incorporeren: hij brengt functionele versieringen aan in zowel de langzame als de snelle delen. I Musici zijn hoorbaar een uiterst ervaren en bekwaam orkest, een glanzende klank die tot in de jaren '70 van de 20ste eeuw de standaard was in barok. Denk aan die oude opnames van de Vier Jaargetijden met Felix Ayo op viool, en vele, vele andere opnames. Thunemann heeft een gesoigneerde klank, in de langzame delen zangerig, in de snelle delen beheerst. De fagot is nogal afstandelijk opgenomen, het geluid ligt nogal diep in het totale klankbeeld en valt soms wat weg.
Azzolini is van de drie fagottisten de modernste. Hij bespeelt een (kopie van) een origineel instrument, en hanteert, net als het orkest, de moderne opvatting van oudere muziek. Dat betekent: veel gestiek, felle accenten, de langere noten niet helemaal lekker Karajaans uitspelen, hier en daar een versnelling of een vertraging. De concerten klinken, zoals je met een origineel instrumentarium verwacht, behoorlijk feller en individueler dan bij beide eerdere spelers. De klank van het instrument zelf is uitgesprokener (meer midden-hoog, lichtelijk nasaal, beetje lucht erdoor), de microfoon heeft zo te horen ongeveer in de beker gehangen, en de speler gaat fel tekeer op zijn toeter. Het orkest volgt een soortgelijke benadering. De concerten zijn hierdoor grilliger, spannend, soms zelfs extreem. In een paar delen lijken we te luisteren naar een hele vroege, ruige garagerocker, een grimmige grungefagot. Ik raakte ook nooit, zoals bij Thunemann soms, de fagot kwijt in het klankbeeld.
Concluderend. Van Thunemann en Azzolini word ik enthousiast, twee bijna tegengestelde benaderingen die beide hun charmes hebben. Bij Smith moest ik soms door rommelloopjes en valse noten heenluisteren, maar door de bank genomen nog steeds geen slechte opnames.

TvO.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten