zaterdag 12 maart 2022

Over Defensie

Bij het bekijken van het nieuws over de Russische oorlog tegen Oekraine werd opeens mijn oude defensie-interesse weer wakker. Ik heb een paar raas-artikelen geschreven, waarvan ik er een hieronder publiceer.

De veroveringsoorlog die Rusland voert tegen en in Oekraine heeft een aardverschuiving in het denken over defensie in Europa teweeggebracht. Ook Duitsland, dat zo graag op zijn geschiedenis wijst om maar achterover te kunnen blijven leunen, neemt nu grote schreden. En zelfs het Nederlands politiek denken over defensie lijkt uit zijn decennialange winterslaap te ontwaken.

Een aantal vragen dienen zich aan. De meest basale vragen zijn: is de Nederlandse defensie nu adequaat, en zo nee, wat is de juiste omvang en samenstelling van de Nederlandse defensieinspanning? Hoe nestelt de Nederlandse defensieinspanning zich in Navo en EU-verband, hoe moet het verder op de (ultra-)korte termijn, wat voor consequenties hebben de gebeurtenissen op de middellange termijn voor de verdere ontwikkeling van de krijgsmacht, en hoe ziet de verdere toekomst eruit.

Het korte antwoord is: nee; de Nederlandse krijgsmacht is nu niet in staat om een oorlog te voeren. De huidige defensieinspanning moet worden opgevoerd naar 3% van het BNP, dus ruim boven het in 2014 in Navoverband afgesproken percentage. Dat extra geld gaat vooral naar de aanschaf van zwaar landmachtmaterieel en extra gevechtsvliegtuigen. Over 5 jaar kan het vooruitzicht nog ongunstiger uitpakken vanwege de te verwachten dynamiek van de Chinese machtsontplooiing en van het mogelijk wegvallen van steun van VS en VK. Daabij moet Nederland zich instellen op het verdedigen van democratie die wereldwijd onder zware druk staat, in een militair onderliggende positie.

Dit maakt dat zowel de Defensienota als de bestaande Visie voor 2035 moeten worden aangepast. De Nederlandse politiek moet zich hervatten en het onwaarschijnlijke doen: tijdig pro-ageren, in bondgenootschappelijk verband, op de acute dreiging van Russische militaire agressie; tegelijkertijd adequate voorbereidingen treffen voor de middellange termijn en de lange termijn. Het gaat veel geld kosten: politiek pijnlijke ingrepen, maar noodzakelijk.

Hoe kom ik tot deze krasse uitspraken?

Om mee te beginnen moet worden vastgesteld op welke manieren de Nederlandse defensie tegen deze opponent (al dan niet) zou zijn opgewassen. Een vraag die niet hypothetisch is, immers, een aanval op een Navo bondgenoot wordt gelijkgesteld met een aanval op Nederland. Een betrekkkelijk Russisch militair ‘succes’ -bijna onvermijdelijk zal de verdediging van Oekraine tegen Rusland bezwijken- kan Putin ertoe verleiden om door te stoten naar nog wat voormalige onderdelen van het oude Sovietrijk, de Baltische staten; of om bv de verdediging van Polen te ‘testen’. De reactie van Navo, tot nogtoe, is indirect en terughoudend geweest: verbale veroordelingen, aankondigen van economische sancties, haastige wapenleveranties aan Oekraine. De EU heeft vooralsnog geen reeele zware militaire capaciteit, en speelt vooral een politieke rol. Het valt nu niet vast te stellen waar de feitelijke lijn in het zand ligt, en of Navo wel bereid (en in staat) is om die lijn te verdedigen. De Nederlandse krijgsmacht beschikt op dit moment over niet meer dan een symbolisch vermogen om oorlog te voeren, of, zoals het in neutrale ambtelijke taal heet, operaties uit te voeren ‘hoog in het geweldsspectrum’. Het hiervoor benodigde materieel ontbreekt vrijwel geheel, afgezien van enkele tientallen pantserhouwitsers, minder dan 20 tanks (van de Duitsers geleased), een gering aantal zware mortieren en een kleine luchtmacht. Strategische voorraden (aan munitie, onderdelen, brandstof) voor een langere oorlog zijn er nauwelijks; de vergelijking met het gebrek aan door Nederland getroffen voorbereidingen voordat Covid toesloeg dringt zich op.

Het percentage van 2% van het bnp te besteden aan defensie, zoals in Navo afgesproken in 2014, is een willekeuring getal. Het weerspiegelt een reactie op de dreiging zoals Navo die in 2014 zag, en ziet op een eerlijke verdeling van de pijn (niet-productief uitgegeven geld) door aan alle lidstaten een vergelijkbare last op te leggen. Nederland haalt dit percentage bij lange na niet, er gaan politieke stemmen op om de defensiebegroting langzamerhand enigszins te verhogen tot meer in de buurt van dat percentage. Vanwege deelname in het grotere geheel is het onmogelijk om een direct verband te leggen tussen aard en omvang van de dreiging tegen Nederland, en de wenselijke omvang van defensie. De dreiging is nu aanzienlijk groter is dan in 2014, dus een hoger bedrag is aan de orde: 3%.

Een van de voor veel Nederlanders kennelijk schokkende ervaringen is de ‘ouderwetse’ aard van de Russische oorlogsvoering. Het gaat om een klassieke militaire aanval met zwaar materieel, waarin bijvoorbeeld cyber wel een belangrijke ondersteunende rol speelt, maar niet meer dan dat. Het aanbod van onze premier aan Zelensky, een paar weken terug, om onze defensiehackers in te zetten maakte daarom een nogal amechtige indruk. Wie zich tegen de Russische krijgsmacht wil verweren moet over een zware militaire capaciteit beschikken.

Verder is er de kwestie van taakspecialisatie binnen Navo en EU, en de volgens sommigen daaruit voortvloeiende efficientiebesparingen. Nederland heeft de facto voor een vorm van taakspecialisatie gekozen door slechts een lichte gevechtscapaciteit in Navo in te brengen, en door het vermogen tot oorlogsvoering tot op een symbolisch niveau terug te brengen. Het lijkt erop alsof Nederland zich zo terugtrekt op een minder riskante rol. Het voeren van het gevecht en het eruit voortvloeiende sneuvelen van personeel wordt dan aan de bondgenoten overgelaten. Dat wekt bij dezen natuurlijk geen gevoelens van erkentelijkheid op. Het belemmert het ontstaan van de politieke goodwill die voor een succesvol bondgenootschap zo noodzakelijk is.

Taakspecialisatie is zinvol waar het capaciteiten betreft die slechts zinvol op bovennationaal niveau kan worden geregeld, zoals early warning (AWACS), zwaar luchttransport, logistieke ondersteuning, aankoop en exploitering van strategische communicatie- en commandomiddelen, het aanleggen van munitievoorraden. Verder is het nuttig dat de industriele capaciteit ontsnipperd wordt. Maar dat is een pijnlijke kwestie voor middelgrote landen die (nu nog) proberen een zo breed mogelijke industriele capaciteit omhoog te houden. Het is in elk geval geen reden om af te zien van snelle hernieuwing van het militair vermogen van de krijgsmacht: de tijdsschalen overlappen simpelweg niet, tegen de tijd dat de industrie geconcentreerd is zijn we vele jaren verder en zo lang kunnen we niet wachten.

Bovendien brengt de huidige vorm van taakspecialisatie met zich mee dat Nederlandse militaire operaties voor effectiviteit en veiligheid van het personeel afhankelijk zijn (en zouden blijven) van de bereidwillige, alerte en adequate samenwerking van bondgenoten. Mocht die eens een keer ontbreken of te laat komen staat onze krijgsmacht naakt in de kou, met alle gevaren voor het personeel, het welslagen van de operatie en van het Nederlands internationale aanzien van dien. Een Nederlandse bijdrage aan Europese veiligheid is er het meest erbij gebaat als de Nederlandse krijgsmacht zich (in geval van nood) succesvol op zijn eentje tegen waarschijnlijke opponenten zal kunnen verdedigen. Daarvoor is een breed samengesteld pakket aan eenheden en middelen noodzakelijk.

Er bestaat een Nederlandse politieke neiging om aan te schuiven bij VS en VK. Hierbij moet aangetekend dat de coalitievastheid van de VS onder andere afhangt van de vraag of Trump over twee jaar terugkomt als president (bepaald niet ondenkbaar); het VK is onder het huidige conservatieve bewind evenzeer een wispelturige ‘vriend’ geworden. Nederland doet er goed aan om voorzichtig te zijn met het inbedden van eigen capaciteit in die van het VK, en om altezeer te rekenen op eeuwigdurende strategische steun van de VS. Er moet op zijn minst een reserve zijn (hopelijk binnen EU-verband) voor wanneer blijkt dat we er alleen voorstaan.

Een ander argument dat hier en daar opduikt is, dat Navo zoveel meer aan defensie uitgeeft dan Rusland, China en de rest van de wereld bij elkaar. Dat miskent het gegeven dat in Navo-landen militaire capaciteit nu eenmaal duurder is vanwege ‘onze’ hogere economische ontwikkeling (dezelfde tank is goedkoper te bouwen in Rusland dan in Duitsland). Bovendien is er het gegeven dat de defensieinspanning van Navo uit geo-strategische gegevenheden expeditionair van aard is, en gericht op power projection. De VS liggen immers aan de overzijde van de Atlantische Oceaan; alleen al om het strijdtoneel te bereiken moeten duur transport en power projection plaatsvinden. Rusland en China kunnen zich een inherent goedkopere defensie veroorloven omdat ze voornamelijk op power projection over kortere afstand gericht zijn, en omdat ze voor de langere afstand ‘slechts’ de projectie van vooral de VS ‘hoeven’ te verstoren. Resultaat van deze factoren is dat een effectieve aanvalscapaciteit voor Rusland aanzienlijk goedkoper te realiseren is dan een evenzeer effectieve verdedigingscapaciteit voor Navo. Het gaat, kortom, niet om de vraag hoeveel geld je eraan uitgeeft, maar om de vraag of het vereiste militaire vermogen wordt gerealiseerd.

Voor wat betreft de (ultra-) korte termijn moeten we het doen met de krijgsmacht die er nu is. Bestaande eenheden dienen te worden ingepast in de daarvoor klaarstaande Navo-structuren en te worden opgesteld op de plaatsen die in gevaar zijn: de Baltische staten, Polen, Slowakije, Hongarije en Roemenie. Tekortschietende voorraden aan, vooral, munitie, dienen zo snel mogelijk te worden aangevuld. Op de korte termijn, zeg, de komende maanden, moeten die voorraden nog verder worden uitgebreid en kan een begin worden gemaakt met verruiming van de voorraden draagbare antitankwapens en luchtdoelraketten. De vooruitgeschoven eenheden zullen met plaatselijk aanwezige onderdelen van bondgenoten tot constructieve operationele en taktische samenwerking moeten komen. Oefeningen in het veld (dus niet alleen scenario-oefeningen door hoofdkwartieren) zijn daarvoor het aangewezen middel.

Op de middellange termijn, de komende paar jaar, moet zo snel mogelijk het vermogen van de krijgsmacht worden hersteld om in een echte oorlog succesvol op te treden. De Russische operaties in Oekraine laten zien wat de relevante vijandige capaciteiten zijn die moeten kunnen worden overwonnen: grote aantallen tanks en ander zwaar bewapend pantser, een hele range aan vuursteunmiddelen, aanvalsvliegtuigen, zwermen kruisvluchtwapens die ingezet worden om luchtverdedigingscapaciteit uit te schakelen, en een offensieve cybercapaciteit. Wil de Nederlandse krijgsmacht zich hiertegen kunnen verweren dan zijn eenheden uitgerust met zware geweldsmiddelen noodzakelijk. Afdoende aantallen moderne tanks (met bij de tijd passende bewapening, denk aan het nieuwe 130mm kanon van Rheinmetall); artillerie van voldoende kwantiteit en varieteit: aanzienlijk meer pantserhouwitsers, zware mortieren, en aanvulling op het vlak van enerzijds gebieddekkende, anderzijds lichtere en beweeglijker vuursteun, te weten, MLRS en CV90 uitgerust met 105mm kanonnen. Meer capaciteiten voor luchtsteun, vermoederlijk eerder door aanschaf van een aantal eenvoudiger gevechtsvliegtuigen bv van het type JAS-39. Middelen om de grote luchtverdedigingseenheden zelf te verdedigen tegen die zwermen waarover ik het zojuist had. En, uiteraard, een defensieve en offensieve cybercapaciteit.

Dit alles gaat voorbij aan de rol van de Marine, wat misschien voor de hand ligt (tussen Europa en Rusland ligt immers geen zee) maar ook onterecht is. De Russische marine zal als doel hebben om Amerika te scheiden van Europa, en om de snelle aanvoer van Amerikaanse militaire eenheden te verhinderen. De Nederlandse marine heeft een strategisch vitale taak bij het openhouden van die verbindingslijnen. Nog meer dan bij landmachtmaterieel het geval is moet deze situatie worden aangevlogen ‘as is’; het ontwikkelen, aanschaffen, laten bouwen en invoeren van nieuw maritiem materieel duurt bijna even lang als bij de luchtmacht. De instroom van nieuwe onderzeeboten zal, naar verwachting, nog vele, vele jaren duren, dus zelfs op de middellange termijn is daarvan nauwelijks respijt te verwachten. Wellicht kan de bewapening van de patrouilleschepen van de Hollandklasse worden uitgebreid met onderzeebootbestrijdingsmiddelen.

De lange termijn ligt nog open. Hoe de Russische dreiging zich (ook in politiek opzicht) ontwikkelt is ongewis. Of en hoe Europa op een groeiende Chinese dreiging ingaat nog meer. En, zoals gezegd, de samenwerking binnen de bestaande bondgenootschappen kan niet als een eeuwigdurend gegeven worden opgevat. Hoe dan ook zal democratie wereldwijd onder toenemende druk komen te staan. Een aanval op een democratisch land aan het andere eind van de wereld moet worden beschouwd als een aanval op ons; die notie moet worden omgevormd tot een feitelijke coalitievorm met wederzijdse bescherming ingebouwd, zodat landen als Zuid Korea, Taiwan en Japan er niet alleen voor staan.

Ook op technisch gebied is sprake van fluiditeit. Cyber en space zullen op de middelange termijn hun plaats in het totale defensieplaatje opeisen. Bestaande wapensystemen worden nog verder vervolmaakt, en aangevuld met nieuwe types. In de verhoudinng tussen gevechtsvliegtuigen en drones zal zich een verschuiving voordoen naar bewapende drones. De pantserhouwitser zal tzt worden vervangen door een ander vuursteunmiddel. Met een hervonden strategisch doel en een afdoende budget moet het mogelijk zijn tzt beredeneerde keuzes te maken uit al die technische mogelijkheden. Nu nog de politieke wil.