Toen ik, lang geleden, geschiedenis ging studeren behelsde het eerste vak van het curriculum het onderwerp 'stadsgeschiedenis'. Dat is voor mij het begin geworden van een langlopende intellectuele liefdesaffaire; ik lees er nog steeds graag over en heb (zelfs) in professioneel opzicht er enig werk in verricht. Het centrale boek van dat vak, The City in History van Lewis Mumford, kon echter niet worden verstrekt omdat de kist waarin het uit Engeland verscheept zou worden op een kade stond vanwege een staking (het was nog de tijd voor Margaret Thatcher). We kregen een paar fotokopieen om de lacune te vullen. Een paar jaar later vond ik het boek toevallig bij De Slegte, in overeenkomstige staat [slecht] maar goed genoeg om het te kunnen lezen. Wat een geweldig boek, wat een brede horizon, en wat had de auteur veel gelezen en gesynthetiseerd. Het boek viel uit elkaar, een paar jaar terug kocht ik een nieuw exemplaar en herlas ik het. En weer was ik verrast, nu minder door de geschiedenis (deels verouderd, achterhaald door recenter onderzoek) maar vooral door de sociaal-psychologische inzichten en de fantastische schrijfstijl.
Tijdens mijn promotie aan de UT kreeg ik op zeker moment de titel van een nieuw organisatieverband (intussen weer ingehaald door meerdere nieuwe verbanden, zo gaat dat in eeuwig reorganiserende instituten waar de managers de macht hebben gegrepen) in de gaten: het Mumford-cluster. Dezelfde. Hij had, kennelijk, ook wat geschreven over de plaats van techniek in de maatschappij. Ik las Technics and Civilization, een boek uit de jaren '30, en deel 1 van The Myth of the Machine, uit de late jaren '60. De toon van het latere boek is harder, de schrijver leek gedesillusioneerd. In beide boeken vond ik weer die synthese van inzichten uit de meest uiteenlopende wetenschappelijke disciplines, en -vooral- de retorische begaafdheid en de maatschappelijke bevlogenheid van de schrijver. Zoiets maakt dat je het als lezer niet met alles eens hoeft te zijn, maar dat je het wel met aandacht en sympathie blijft lezen.
Fast forward naar een paar maanden terug. Ik las Death and Life of Great American Cities van Jane Jacobs en vond, in wikipedia, dat Lewis Mumford haar over de inhoud van dit boek nogal had aangevallen. Jacobs had, zo was me wel duidelijk, heel andere geesten en spoken te bestrijden dan Mumford, en, wat voor mij nog belangrijker was, ze deed het zonder het brede humanistische inzicht, de retorisch rollende zinnen, maar met een direct belang (behoud van haar eigen woonwijk voor de sloopzucht van Moses) en met een overdaad aan naargeestige, korte, journalistiek-hamerende en herhalende zinnen. En ze viel Mumford aan, schaarde hem onder een enkele noemer samen met voorgangers die hij vereerde (Geddes, Howard) en tijdgenoten die hij verafschuwde (Le Corbusier). Ik las ergens dat Mumford in een artikel in The New Yorker een boos antwoord had gegeven, en dat dat artikel in een verzamelbundel was uitgegeven. Door een merkwaardige en overdadige multiplicatie van interesse besloot ik niet alleen die bundel aan te schaffen (The Urban Prospect) maar ook een substantieler werk, Interpretations and Forecasts 1922-1972, een compendium van de belangrijkste artikelen op de gebieden waarop Mumford actief is geweest. Door de man zelf uitgezocht.
Mumford verdeelt zijn gedachtengoed in vijf onderdelen: het ontstaan en opbloei van een Amerikaanse cultuur; de rol van grote personen in de geschiedenis; mechanisatie, techniek en de machine in de menselijke cultuur; vreselijke mislukkingen van de beschaving; en, tenslotte, de transformatie van de mens.
Op het eerste gebied is LM richtinggevend geweest voor de verdere ontwikkeling van een academisch vakgebied. In een aantal vignetten, gelicht uit oudere boeken en een enkele lezing, schetst hij de bijdragen van enkele Grote Amerikanen als Emerson, Melville en Eaking. Het tweede gebied behelst een aantal korte biografieen van Grote Persoonlijkheden als Jesus, Augustinus, Hume, Darwin en Marx, en de porteneur, prestaties en (positieve of negatieve) invloed van hun gedachten en daden. Het derde gebied omvat zowel de LM van stadsgeschiedenis als van de positie van technologie in de maatschappij. Een teneur die ik in dit deel vind zet zich verterkt door in deel vier, over de mislukkingen. LM herhaalt keer op keer dat de megamachine een onmenselijke en ontmenselijkende uitvinding is, nauw verbonden met regimentarisatie van de maatschappij en het onderwerpen van de menselijke sociale, organische orde aan een mechanisch dictaat. Vooral het bestaan van de atoombom ligt LM zwaar op de maag; hij herhaalt keer op keer dat zelfs de zwartste bladzijden uit het verleden nog glimmend oplichten als we ze naast die van het heden, namelijk van de atoombom, leggen.
Misschien is het laatste, vijfde, deel nog het interessantst. LM geeft hier aan wat naar zijn mening het uiteindelijke doel van de menselijke beschaving zou moeten zijn (het realiseren van menselijke mogelijkheden) en hoe dat te bereiken. Hij verbindt de interpretatie van de menselijke geest door Freud en Jung met een ruimere blik op de mentale toestand van de hele mensheid, en eindigt met een lofzang op een mensheid die in een gouden verleden nog in organische cohabitatie met zijn nabije omgeving leefde.
Nu zou het wat gemakkelijk zijn om laatdunkend te doen over de soms wat extatische bewoordingen, de geexalteerde houding, het esoterische karakter van het door LM veronderstelde streefdoel van de Gehele Mensheid. LM liet zich niet door grenzen tussen wetenschappelijke disciplines tegenhouden, noch door de volgens hem als levenloos en waarde-reducerend te bestempelen benadering door de gevestigde wetenschap van de haar omringende omgeving. Een wetenschap die alleen maar van kwantiteiten wil weten en menselijke indrukken, onreduceerbare kwaliteiten als doelstreven, figuratie en intentie niet wil kennen verwerpt LM dan ook. Zijn interesse in Freud en Jung, die ook toen LM zijn artikelen schreef door de kwantitatief ingestelde psychologie al als verouderd moet zijn afgewezen, wijst daar ook op.
Wat LM naar mijn mening redt van een zweverige afwijzing van analytische en zich tot geen verantwoording aan de ruimere maatschappij gehouden wetenschap, is: zijn synthese, en zijn aardse doelstreving. LM is hiermee een van de grondleggers van de ecologische beweging [lees ik in de biografie op wikipedia]. En van het onderzoek van de Amerikaanse (literaire en pictografische) cultuur. En van de geschiedenis en sociologie van de stad. En, en, en.
Binnenkort ga ik ook zijn twee grote series boeken lezen: The Renewal of Life, bestaand uit: Technics and Civilization, The Culture of Cities, The Condition of Man, en The Conduct of Life; en The Myth of the Machine, bestaand uit: Technics and Human Development, en The Pentagon of Power. Maar eerst nog snel even The Urban Prospect, om zijn riposte op Jane Jacobs te lezen. Die twee boeken ga ik dan gezamelijk recenseren.
Samenvattend. Interpretations and Forecasts biedt een goede blik op de brede interesse van LM, zij het dat deel vier van het boek nogal zwartgallig blijft hameren op het verdorven morele karakter van kernwapens. Ik ben er, niettemin, behoorlijk van onder de indruk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten