donderdag 20 februari 2014

Residentie Orkest Revisited

Residentie Orkest enkele malen gehoord

De afgelopen maanden heb ik niets nieuws in het blog opgenomen, maar wel enkele malen concerten van het RO bijgewoond en becommentarieerd. Hieronder mijn opmerkingen.

Vroege Romantiek, Schumann en Brahms volgens Claus Peter Flor

Gister [24 jan. 2014] heb ik het concert van RO met Claus Peter Flor op het bankje en Ronald Brautigam op het krukje bijgewoond. Gespeeld: Schumann symfonie no. 3, en Brahms pianoconcert no. 1. Grappig detail was dat, in tegenstelling tot wat te doen gebruikelijk is, de symfonie voor en het pianoconcert na de pauze werd gespeeld. Reden daarvoor zal zijn geweest dat het concert een ongewoon 'zwaar' stuk muziek is, bijna een symfonie afgewisseld met een grote pianosonate, terwijl Schumann, componist van de symfonie, toch nog steeds (min of meer) als een lichtgewicht, schakel-componist wordt beschouwd die misschien vooral bekendheid verdient als ontdekker van Brahms. En inderdaad, het verschil tussen beide componisten in niveau van techniek en 'grootsheid' is evident, maar dat maakt Schumann volgens mij niet direct tot een mindere god. Hij staat op eigen kracht naast en tussen zijn componistenbroeders als Mendelssohn en Brahms, combineert (naar mijn smaak) op voorbeeldige wijze die bijzondere koppeling tussen klassieke techniek en romantische inspiratie die je in de vroege romantiek vaker aantreft.

Zo ook in de derde symfonie: prachtige melodieen, een wat eenvoudiger opzet van stemvoering (melodie en begeleiding) met maar een heel kort deel 'wetenschappelijk' contrapunt. Glansrollen voor hoorns en overig zwaar koper, om aan de zwierige melodieen in de strijkers ook iets aards toe te voegen. Een vierde deel dat indrukwekkend breekt met de heersende optimistische stemming en een dramatische akkoordenreeks laat horen. Noot tussendoor; deze kiemcel aan dramatiek komt, lijkt mij, tot volle bloei in het vioolconcert, dat, jammer en helaas, maar zelden wordt gespeeld.

Uitvoering: precies tussen geweldig een teleurstellend in; het orkest speelt nooit minder dan zeer degelijk maar ik het het ook meer geinspireerd gehoord, ook in muziek als deze waarin de dirigent zo'n grote invloed op het uiteindelijke resultaat kan uitoefenen. Misschien wringt hier de schoen lichtelijk, inzetten en samenspel waren iets minder dan messcherp, klankvorming heb ik overtuigender gehoord, er lijkt niet veel rapport tussen dirigent en orkest, de techniek van de dirigent is misschien niet heel helder. Kan ik als leek moeilijk beoordelen, het resulteerde in een degelijke maar minder spectaculaire uitvoering. Nouja, het kan niet elke keer fantastisch met hoofdletters zijn.

In het Brahms-pianoconcert gold -deels- hetzelfde. Brahms laat zich hier van zijn meest titanische kant horen, een dramatische gestiek waarin weinig componisten hem overtreffen. Ik was aangenaam verrast door de balans tussen orkest en pianist, zelfs al zat ik weer eens veel te dicht op het podium. Brautigam is, naar mijn smaak, een ideale vertolker van deze lastige muziek, met zijn vele snelle stemmingswisselingen, de opeenvolging van zware orkestpassages, piano met begeleiding, pianosonate. Hij (RB) zeilt zonder problemen door de zware technische passages en weet, door een iets objectievere presentatie van het materiaal, het dramatische karakter van de muziek voor zichzelf te laten pleiten. Wat een held!, dacht ik tijdens en achteraf het concert. Het orkest won, zodra de interactie met de pianist zich aandiende, aan hechtheid, klank en geest, ook de timing werd beter. Ik vraag me alleen af of dirigent en orkest elkaar ditmaal wel gevonden hebben... Afsluitend: dit concert is door de Brahms alsnog memorabel geworden. Verder naar een andere ondergewaardeerde componist op het snijvlak tussen twee tijdperken, C.Ph.E. Bach, volgende week.


Ton Koopman dirigeert Bach, vader en zoon

 Ik heb vandaag genoten [jawel, noteer dat maar, zeldzame ontboezeming!] van het concert van een uitgedund RO onder leiding van Ton Koopman. Vooraf sprak TK in de starter met Roland Kieft; RK herinnerde zich een eerste TK-sighting in 1975, tijdens een Bachfestijn te Den Haag. TK wist wel welk festival dat was geweest: ter gelegenheid van een twee weken durend bezoek van Harnoncourt, nota bene, een grootheid waarnaar hij (TK) met ontzag had geluisterd. En nu is hij zelf zo'n boegbeeld, hij spreekt met de autoriteit van de musicus die het allemaal heeft meegemaakt maar heeft ook een heel levendig, sprankelend, bijna kinderlijk (in de goede zin van het woord) toneelgedrag.  Nog steeds blij als het goed is gelukt, en gelukkig om samen met even enthousiaste collega's mooie muziek te kunnen maken. Heldere dirigeerstijl, alles loopt lekker synchroon, assertieve maar niet agressieve accenten, frisse tempi die de overbekende muziek ontdoen van sentiment en gesleep.

En er is een klik met het orkest. Ondanks de kleinere strijkersgroep een prachtige hechte klank, zelfs zonder vibrato klinkt het allemaal heerlijk vol. Snelle delen worden zo onstuimig ingezet dat verderwegzittende blazers het maar net kunnen bijbenen, rustiger delen bieden gelegenheid voor het uitvouwen van klankschoonheid en -alweer- die hechte klank die mij vertelt dat het orkest 'een' is, geweldig. Bij toerbeurten glansrollen voor solerende primarii onder de strijkers, en voor de blazers. Tini Marthot is de betrouwbare basis in de BC, en speelt samen met TK de solo in het concert voor twee clavecimbels en orkest. Dit was [volgens mij] de eerste keer dat ik een clavecimbel met het RO heb gehoord... RO is nu een heel goed barok/rococo-orkest geworden!

Het programma: orkestwerken van J.S. Bach, en van C.Ph.E. Bach, vader en zoon. Ondanks gelijkenissen tussen de muziek van beide componisten (serieuze concertante werken, klankkleur is, natuurlijk, gelijk in beide gevallen) toch ook interessante verschillen, JS de man van de zekerheden en de superieure kunde, CPhE de verbindingsfiguur, rusteloos zoekend, wat zich in muziek vertaalt waar felle accenten in zitten, rare contra-ritmes, onverwachte stiltes, en, vooral, een stuwende werking die vooruitkijkt naar Haydn en Mozart (maar die ik ook in sommige R&R hoor). Ik had al lang zitten wachten op een presentatie van de muziek van CPhE Bach, en het resultaat maakt me helemaal blij. Ik hoorde na afloop van het concert de musici met hun voeten roffelen, en ik was het helemaal met ze eens. Broeva, haro!

Liefde in Muziek?


Afgelopen vrijdag [allicht, 14 feb] heb ik het Valentijnsconcert bijgewoond. Welke aanleiding ook geschikt is om meer volk de zaal in te lokken is, wat mij betreft, OK. Deze werkt in elk geval; het zat behoorlijk vol. Ik meende ook allerlei koppels meer of minder verliefd rond te zien lopen, maar het kan natuurlijk ook dat die mensen er normaliter ook zijn maar dat ik er dan niet zo op let. De tieners van een paar weken terug (model-VN-deelnemers) waren in elk geval weer naar huis.

Wellicht een andere reden waarom het zo druk was, een beroemde solist: de violist Vadim Gluzman, een sympathieke man met een glunderend, bol hoofd. De dirigent, Dmitri Slobodeniouk, had ik nog nooit van gehoord, maar dat zegt weinig. Program: hoogromantiek die (nog meer dan anders) met De Liefde te maken heeft. Nu denk ik opeens aan een truckje dat ik soms zie rondrijden, waarop staat: 'hoort u Muziek, denkt u aan De Liefde', bijna poetisch ware het niet dat het om een pianohandel gaat die zo heet. Hoe dan ook, een veelbelovend programma: ouverture van Berlioz, vioolconcert van Tsjaikovsky, Vorspiel en Liebestod uit Tristan und Isolde van Wagner, en Don Juan van Richard Strauss. Het orkest zal in volle sterkte op het podium, werkelijk een weelde aan strijkers en blazers.

Bij de Berlioz werd al duidelijk wat voor concert het zou worden. De dirigent etaleerde vanaf het begin een mooi swingende -en dwingende-  zwaai met schokjes voor ritimische aanwijzingen, en af en toe een maning tot meer of minder, vooral richting celli en violen. Slobodeniouk houdt het orkest stevig in zijn greep en bouwt fraai spanning en intensiteit op. Maar de Berlioz vatte niet echt vlam. Misschien dat hij voor deze muziek wat al te strak leiding gaf, of dat hij iets te notengetrouw de muziek realiseerde, ik weet niet waar het inzit, maar deze Franse romantiek is wellicht gebaat bij wat meer vrijheid, schwung, Gallisch temperament. Niettemin een keurige en kleurrijke uitvoering.

Van het vioolconcert kan hetzelfde worden gezegd, ik hoorde (en zag) geen vonk overspringen tussen solist en orkest, hoewel Gluzman wel degelijk de dirigent scherp in de gaten hield. De toon van Gluzman bevat veel hoog en midden-hoog en klinkt bijna hees, niet helder of donker wat ik persoonlijk aantrekkelijker vind. Hoewel Gluzman technisch bijzonder sterk is ontstond niet echt die zo gewenste Russische hogedrukopwinding, vreemd als ik bedenk dat dirigent en nogal wat musici in het orkest toch echt Russen zijn. Slobodeniouk probeerde wel de vlam in de pan te laten slaan door af en toe sterk te versnellen of scherpe intensiteiten aan te brengen, maar dat werkte (voor mij dan) niet erg, ook hier weinig werkelijke interactie. Wat blijft: een dubbel gevoel, geen onverdeelde triomf.

Na de pauze kon Slobodeniouk de voordelen van zijn wijze van dirigeren oogsten, want zowel Wagner als Strauss zijn bijzonder gebaat bij tamelijk exacte, scherpe en fel-flitsende uitvoeringen. In de Wagner kon hij rustig maar strak de spanning opbouwen, de lange bogen geduldig opspannen en de eropvolgende extases realiseren. Tijdens opera's wordt de orkestpartij wel als achtergrond voor de zanglijnen benaderd, maar hier stond hij centraal, en terecht: fantastische muziek die verklaart waarom Wagner tot een van de grote cultuurfenomenen van de 19de eeuw wordt gerekend. Ik zal -binnenkort- eens opzoeken wat dat Tristan-akkoord ookalweer inhoudt.

Strauss, tenslotte, is al evenzeer als Wagner een geval apart. Een paar jaar terug las ik 'The Proud Tower' van Barbara Tuchman, een bijzonder leesbaar maar lichtelijk partijdig boek over de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. Tuchman hield niet zo van Duitsers, en grijpt een analyse van het muziekleven in Duitsland rond de eeuwwisseling (tussen de 19de en 20ste eeuw) aan om eens goed de vloer aan te vegen met Richard Strauss. Zij verwijt hem, onder andere, dat hij werkelijk alles tot muziek maakt, de meest banale huiselijke omstandigheden inclusief. Ik moest er even om grijnzen tijdens het beluisteren van Don Juan, een briljant stuk muziek dat, inderdaad, nogal programmatisch is. Het pakte hier bijzonder goed uit met zijn zwoele melodielijnen, bijna overdetop-orkestratie, ook dankzij de relatieve compactheid van nog geen twintig minuten en het ontbreken van de misschien al te descriptieve details zoals uit Till Eulenspiegel. Achwat, ik herinner me een Also sprach Zarathustra van enige tijd terug die ook grote indruk op me maakte, Strauss hoort gewoon in het program!, en ik word op mijn wenken bediend met het hoboconcert, volgend seizoen.

Dit is, incidenteel, ook de manier waarop ik me de Mahlers van Jaap van Zweden herinner: frisse tempi, scherpe accenten maar veel respect voor wat er precies staat in de muzikale tekst. Misschien iets om aan te denken als Slobodeniouk nogmaals wordt uitgenodigd? Dat heeft hij, dunkt mij, wel verdiend. Zemlinsky?
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten