vrijdag 9 mei 2014

Residentie Orkest begin 2014

Residentie Orkest Begin 2014

18 april, Mattheus Passion

Afgelopen vrijdag, Goede Vrijdag, heb ik een uitvoering van de Mattheus bijgewoond, door RO onder leiding van Richard Egarr. Eindelijk in twee opzichten; ten eerste, de zaal weer eens vol, ten tweede, Egarr op de bok.

De uitvoering was er een zoals we intussen kunnen verwachten, een aantrekkelijke vermenging van authentiek en romantisch. Egarr hanteerde tamelijk hoge tempi, zonder, overigens, dat ze mij als gejaagd voorkwamen. Daarbij creerde hij gedurig spanning door voortdurend te versnellen en vertragen, vele verfijningen in dynamiek aan te brengen, hij sculptureerde het geluid echt. En hij hield, ook in de fel-dramatische passages, de troepen goed bij elkaar, wat bij een enorme bezetting zoals we 'm hebben gezien geen geringe prestatie was.

Het orkest zat, zoals bij een Mattheus te doen gebruikelijk, gedeeld op het podium, juist ook als het (grote) koor. Dit was nu een gelegenheid waarbij ik me gelukkig prees om nogal voorin te zitten, want de stereo-effecten die Bach in zijn partituur heeft aangebracht kwamen prachtig tot hun recht. Orkestspel was, zoals bij uitvoeringen van oudere muziek intussen te doen gebruikelijk, uitstekend. De solo's van beide concertmeesters kwamen ook mooi over het voetlicht. Het koor zong fraai beheerst, gedifferentieerd naar de vereiste stemmingen. De keuze voor een heel groot koor lijkt mij hier de juiste; voor werkelijk authentieke uitvoeringen met uitgebeende krachten (solistisch orkest en koor) heb je weer gespecialiseerde ensembles die van dit heerlijke werk een steile exercitie in ascese maken, niet zo aan mij besteed.

Het kwartet, evangelist en Christus realiseerden ook fraaie vertolkingen van hun partijen, waarbij mij opviel dat de evangelist - zoals tegenwoordig te doen gebruikelijk - vooral het theatrale van zijn rol benadrukte, minder het sacrale. Sopraan en mezzo (vooruit, een hoogklinkende alt) waren zich zotezien erg bewust van de inhoud van de tekst die ze zongen, mooi onderscheiden klank ook (felgekleure, operatische sopraan, wat meer omfloerste alt). Tenor fraai gedaan (hij vloog wel een keer bijna uit de bocht), en mijn favoriete stemtype, de bas, een mooi gruizig geluid met veel diep. De Christus had vooral veel midden en moest, had ik de indruk, nogal gas geven om boven het orkest uit te komen. Bij de basaria's viel me op dat de eerst gehoorde uitvoering zo gemakkelijk maatgevend kan worden; en die was, uit de jaren '60 stammend, nogal langzamer dan wat we gister hebben gehoord. Een bijwijle wat lager tempo zou een van nature minder wendbare stem als de bas, denk ik, meer gelegenheid geven zijn geluid te ontvouwen, en de ontroerende inhoud van de muziek te treffen.

Egarr is, zonder twijfel, een uitstekende dirigent voor dit repertoire. Ik wil niet aan de kwaliteiten van JWdV afdoen, maar ik vind het toch merkwaardig dat er nu twee (min of meer) chefdirigenten zijn voor dezelfde helft van het repertoire. Allebei bijzonder kundig, ik heb een lichte, niet rationeel uit te leggen, voorkeur voor Egarr. Maar de overeenkomsten zijn evident; allebei een gematigde versie van de moderne uitvoeringspraktijk aanhangend, en beiden gedreven musici-onder-de-musici. Ik denk dat Egarr [iets] meer controle houdt en JWdV [net wat] meer op een kamermuzikale collegiale manier van muziekmaken leunt. Wat een luxe...

Deze muziek betekent voor veel mensen veel, maar verschillende, dingen. Ik zag, wat ik anders nooit zie, nogal wat lieden met de partituur rondlopen. Eerder meende ik dat dit uit een soort cultureel snobisme voortkwam, maar ik sprak later iemand in de tram die me vertelde dat hijzelf had meegezongen, ooit, als knaapje, en dat hij de lange zit alleen overleefde door mee te lezen. Nogal wat volwassenen en ouderen hebben herinneringen aan dergelijke uitvoeringen, uniek voor dit werk, en niet te repliceren in andere concerten. Weer anderen zullen aanhaken bij het concept 'traditie', een nogal gemakkelijke traditie danwel, want je hoeft er maar eens per jaar voor naar de concertzaal. Er zullen wat nieuwsgierigen tussenzitten, die gaan uitgeput en, waarschijnlijk, tamelijk onder de indruk, weer naar huis. En het concert zat in de serie, voor mij reden om (weer eens) te gaan. Het zal niet meevallen om deze uitverkochte zaal bij een willekeurig ander concert op dezelfde manier te repliceren. Het was wel veel gezelliger, zo tussen heel vele andere luisteraars. En mijn bezoek, aan wie ik het laatste van de vrijkaartjes heb gegeven, was ook erg tevree. Kortom: goed gedaan, bravo!

4 april, experimenten nav jubileum Shakespeare

Het concert van vanavond. Ik ben blij dat ik de inleiding (starter) heb bijgewoond, want nu werd me op voorhand al duidelijk wat mij (en enkele honderden medeluisteraars) te wachten stond: een subtiele mix van tekst op scherm, een acteur die niet door de muziek heen praat, en, natuurlijk, muziek. Nu denk ik bij Shakespeare aan dat hele dikke boek (blauwe kaft) dat ik een jaar of twintig terug eens in een overmoedige, cultureel-verantwoorde bui bij de Slegte heb aangeschaft, in Enschede. Nooit een letter uit gelezen, die letters zijn ook heel klein, het papier is dun, en toch een enorme pil van een boek. Misschien voor als ik later groot ben, of oud. Uitleg over 'smans leven en werken, ach, ik lees het wel op wikipedia.

Maar de keuze van de muziek was veelbelovend: een pianoconcert van Hummel dat ik niet ken; muziek van Elgar (daar hoor je zowiezo veel te weinig van), heb wel op cd maar kan zogauw niet meezingen; de fantasieouverture van Tsjaikovsky, een van de eerste klassieke werken die ik ontdekte, nota bene op een lp van mijn ouders; en de beroemde filmmuziek van Shostakovitsj, ooit wel eens gehoord. Zeer uiteenlopende stijlperiodes, totaal verschillende componisten. Leuk!

De Hummel bleek wat bleek, beetje onnozele muziek met weinig pregnante thematiek, niet erg inventieve variatie en eigenlijk geen ontwikkeling om over te spreken. Daarvoor ga ik de cd-bakken niet nalopen. De Elgar, daarentegen, een volbloedig-romantisch werk dat beslist een tweede en een derde kans verdient. Je herkent hier en daar die typische Elgariaanse melodie, maar niet heel dwingend. Wat mij betreft was dit de openbaring van de avond, het orkest klonk ook uitstekend, mooie volle klank, zelfs de fagotsolo knalde eruit alsof ergens achter het podium een versterkertje stond mee te blazen. Het kan ook zijn dat ik nu beter op de muziek concentreerde, omdat ik de hele eerste helft van het concert mijn ogen dicht heb gehouden. Maar, let wel: ik klaag of zeur niet, vind het wel degelijk een moedige poging om een nieuw format uit te proberen. Of het geslaagd is, ik kan het niet zeggen, omdat ik er dus bijna niets van heb gezien.
Na de pauze, de ouverture en de filmmuziek. Ouverture, precies zo heerlijk zwelgend in doodsdramatiek als ik me al herinnerde, orkest klonk (alweer) uitstekend, om de eenofandere reden leken de strijkers beter door te komen dan anders. Het blijft geweldige muziek. De uitsmijter, filmmuziek van Sjostakovitsj, maakte een verpletterende indruk, vanwege de fraaie aanknoping met de filmbeelden (ik houd wel van die zwaar-dramatische slagen van het noodlot en van de bibberige kinderpianofiguurtjes in de gekte van Ophelia), maar ook omdat het orkest mooi strak (en hard) de dirigent volgde.

Dus, samenvattend: een geslaagd concert, nieuwe muziek gehoord, en de visuele toevoeging zat mij niet in de weg.

Als afsluiting een opmerking over iets wat me wel degelijk heeft gestoord. De geluidsboxen die naast het grote scherm hingen bleven, ook als het orkest speelde, een uiterst irritante hoge knerptoon uitstoten. Ik heb er in de pauze iets van gezegd tegen de geluidsmensen achter in de zaal, maar na de pauze hoorde ik het weer. Misschien dat de wat oudere luisteraar al zoveel van zijn gehoor kwijt is dat hij/zij het niet hoort, maar ik geloof toch niet dat ik een uitzonderlijk soort auditieve prinses-op-de-erwt ben. Doe er iets aan! (versterker achter de boxen uitschakelen).

Ah, en nu ik toch aan het toeteren ben, zou het mogelijk zijn iets aan de akoestiek van de kantine te doen? Het viel me nu weer op dat dat zaaltje wel erg dodelijk droog klinkt, niet erg bevorderlijk voor het aanelkaarversmelten van de individuele bijdragen in kleine ensembles. En dat terwijl een koperkwintet zo mooi kan zijn! [met een bastrombone nota bene, heel bijzonder]. Misschien het plakkaat achter het prodium ombouwen tot een hoorn-achtige schelp, zoals de Hollywood Bowl in het klein? Klinkt het zaaltje boven wellicht beter?

11 april, Shakespeare midden in de nacht, Mendelssohn als achtergrondmuziek


Afgelopen vrijdag, het tweede concert in het teken van een Shakespeare-jublieum. Nu niet een mimende acteur maar een luidruchtig echtpaar dat gezamelijk 15 rollen speelde uit Midzomernachtsdroom.

Na het concert van vorige week, een soortgelijk concert (Egmont) vorig jaar, en het optreden van RO met Freek de Jonge een paar jaar terug indachtig was ik benieuwd wat ik van deze hybride zou vinden. Bij de intro vertelde de acteur al: muziek onderteunt het theater. Nou, voor mij gaat hoogstens het omgekeerde op, dus ik werd al wat skeptisch.

Dan het optreden. Eerst een moppie Purcell, fraaie muziek, tikje minder scherp uitgevoerd dan de afgelopen paar concerten met oude muziek, maar toch heel aardig. Het smaakt, vooral, naar meer. Al vrij snel volgde de pauze.

En het eigenlijke toneelstuk. Het orkest zat in groot formaat op de buhne, maar kreeg maar een paar substantiele brokken uit te voeren, de ouverture (fraai hoor), en even later, de bruiloftsmars. Verder speelde RO muzikale tussenvoegsels, plaksel tussen de toneelscenes.

Die waren wel geinig gedaan, beide acteurs gebruikten een heel palet aan stemmetjes om de verschillende personages uit te beelden. Ergens halverwege betrapte ik me erop, me af te vragen hoe lang het allemaal nog zou gaan duren. Gaap...saai...gaap...

Aan het eind van het concert bleven een paar vragen open.

1) Is dit nog wel een concert? De muziek kwam, in het hoofdprogramma, duidelijk op het tweede plan. Het ging om een toneelstuk met enige geluidsondersteuning.

2) Vind ik dit wel leuk? Hmmmm. Ik kom uitsluitend voor de muziek, en wil niet worden lastiggevallen met plaatje, tekst, acteurs die wat op toneel rondscharrelen of zelfs hele lappen tekst opzeggen. Enige uitleg bij de muziek blijve, wat mij betreft, beperkt tot de starter. Voor plaatjes kan ik nog de ogen dichtdoen (niet erg comfortabel), maar van een toneelstuk krijg ik onherroepelijk veel mee, en dat is altijd meer dan me lief is.

3) En volgend jaar? Ik zie dat vrijwel de gehele vrijdagavondserie in het format van 'een praatje en een plaatje' is gegoten. Zaterdag en zondag blijven traditionele concerten. Dus ik neem me nu voor, de programmering in de gaten te houden en te zijner tijd eens een losse kaart te nemen.

4) Werkt het? Ik krijg de indruk, in het geheel niet onderbouwd door onderzoek, dat u in wezen dezelfde mensen trekt als die u met 'gewone' concerten al trok, veelal ouderen die op de vrijdag een leuke uitgaansgelegenheid zoeken. Ik zie (nog) geen nieuw publiek. Misschien zou een grotere hoeveelheid reclame soelaas kunnen bieden, ik vermoed dat u het nieuwe publiek echt zult moeten veroveren. Zoals bij de concerten in het Paard.


Ryan Wigglesworth dirigeert zichzelf, of, hoe Beethoven ook niet-authentiek kan

Bijgaand mijn indrukken van het concert dat ik vorige week vrijdag heb bijgewoond. Later dan normaal, omdat ik me toch even heb afgevraagd wat ik er eigenlijk van vond. Het volgende, dus.
Dirigent: Ryan Wigglesworth. Bij zo'n naam vermoed ik direct een uiterst beschaafde Brit, en dat bleek bij de voorbeschouwing aardig te kloppen. Mooie verzorgde dictie, zelfs Roland Kieft leek wat bevangen door sterreglans want hij vergat zijn interviewtje in het Nederlands te vertalen. Niemand protesteerde, dus het zal ook wel niet nodig zijn geweest, zegt weer wat over het publiek.
Gespeeld, naderhand in de zaal: Wigglesworth's eigen 'First Book of Inventions', een ingenieus modern muziekstuk dat, begrijp ik uit de beschrijvingen die ik op internet vind, stoelt op compositietechnieken uit vroegere eeuwen. Zo is er sprake van een aantal variaties, een eindkoraal, en een onderliggende muzikale puls als van een BC. Leuk muziekje, ik ga eens wat meer van RW opzoeken.
Daarna, een liederencyclus van Berio, normaliter goed voor modernistische rillingen maar in dit geval behelzende een aantal orkestraties door Berio van bestaande, soms volksliederen. De sopraan Karin Strobos gaf elk lied met hoor- en zichtbaar plezier een eigen karakter en klankkleur, van eenvoudig Amerikaans volksliedje, via Berlijnse kabaretkeelklanken en Weense operakreten tot een hilarisch laatste volkslied in een fonetisch opgeschreven fantasietaal. Geweldig, wat een zangeres. Orkest gaf mooi partij in de kleurrijke orkestraties.

En dan, het muzikale 'hoofdgerecht', Beethoven 3. Programmatisch interessante keuze; misschien dat het thema van 'modernisering in en binnen klassieke vormen' hier de verbindende schakel is. Nu zijn we langzaamaan gewend geraakt aan Beethoven gespeeld als na een paar hele straffe koppen espresso, Wigglesworth ging voor in een uitvoering die meer op het welluidende mikte, meer capuccino met een beetje suiker. Hij vijlde de scherpe hoekigheid bij, die in oudere uitvoeringen het grootsch-heldhaftige benadrukken, maar ging ook niet mee in de strenge 'authentieke' praktijk; per slot van rekening zat hier het hele orkest op het podium, en werd gespeeld met vibrato. Grappig genoeg viel mij het pulserende ritme op, met de bijbehorende thematische en ritmische variaties, zodat niet het klassieke vormschema 'thema, ontwikkeling, coda' de boventoon aangaf, maar meer een oud schema van 'thema, variaties met vaste BC, koraal'. Misschien heeft Wigglesworth in Beethoven een geestverwant herkend?
In zijn onnadrukkelijkheid en niet-moderniteit een alleraardigst concert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten