maandag 11 november 2013

Concert als cultuureducatie

Ton Koopman dirigeert Mozart and friends

Jaaaaaren terug, toen ik nog blij was met een tweedehands LP, kreeg ik eens de langspeelplaatcollectie van een nicht van mijn moeder. Tussen al die kostbare schatten een plaat waarop John Williams gitaar speelde met zijn friends. Alleraardigste schijf, overigens, maar waar ik heen wil is dat het concert dat Ton Koopman afgelopen vrijdag (8 nov. 2013) voor het Residentie Orkest dirigeerde iets van de potpourrisfeer had die ik ook in Williams' plaat aantref. Koopman had namelijk het Requiem van Mozart gekozen, goed voor een half concert, een ouverture, en een viertal werken waarin de solisten voor het Requiem zichzelf alvast konden voorstellen: zes muziekstukken van vijf componisten.

Ouverture: L'animo del filosofo, ossia Orfeo ed Euridice, van Haydn. Aardige muziek, inleidend natuurlijk, uit de laatste opera die Haydn schreef (lees ik op wikipedia). Koopman dirigeert het RO zoals we intussen gewend zijn van HIP-dirigenten in ouder repertoire: frisse tempi, een helder klankbeeld, de structuur van de muziek duidelijk uitgelicht. Het luistert als een deel van een latere symfonie, mooie muziek dus, en het orkest klinkt prima. Misschien benadrukt Koopman iets meer de fraaie toonvorming, melodievoering, en wat minder de heftige gestiek dan (een paar maanden terug) de Vriend. Maar Haydn is natuurlijk ook geen Beethoven.

Daarna kregen, achtereenvolgens, de vier solisten het podium. Wiebke Lehmkuhl zong 'Che puro ciel' uit de Orfeo ed Euridice van Gluck. Een heerlijke, diepe, warme altstem, grote dragende kracht, een genot om naar te luisteren. De orkestbegeleiding was wel iets bijzonders: strijkers die korte, gebroken figuraties speelden, een lyrische hobo-solo en een tegenstem van de solerende cello. Het geheel viel als stukjes van een legpuzzel in elkaar, waar het natuurlijk ook los zand had kunnen blijven.

Hierna zong de tenor Tilman Lichdi een aria uit Mozart's Davidde penitente: 'A te, fra tanti affani'. Nu was ik wat minder onder de indruk, op de een of andere manier wilde het maar niet lyrisch worden, hoewel Lichdi bij vlagen toch over een fraai geschmiedig timbre beschikte. Weet zogauw niet hoe je dat in het Nederlands zegt.

Als derde betrad de beroemde Klaus Mertens het toneel. Hij zong (en droeg voor) twee liederen van Schubert, door Reger bewerkt voor orkest en bas, te weten, de Erlkönig, en An die Musik. Mertens heeft een krachtige, diepe stem en acteert daarme waar het nodig is, namelijk in de Erlkönig. Het werd een dramatisch en donker sprookje. Interessante manier om een groter publiek tot de Lieder van Schubert te brengen.

En tenslotte, de sopraan Yetzabel Arias Fernandez. Zij droeg Exsultate jubilate voor, een vroeg solo-motet van Mozart dat in wezen een aria is. Fraaie heldere stem, de sopraan zong bijna lachend de coloraturen, heerlijke muziek uitgevoerd met aanstekelijk enthousiasme.

Na de pauze het piece de resistance, het Requiem van Mozart. Zoals bij veel muziek is hierbij voor mij de eerste kennismaking bepalend geworden, een soort interne standaard waaraan ik andere uitvoeren afmeet. Dat was een uitvoering door de Academy of St. Martins-in-the-Fields, een zwaar-romantische vertolking met een nadruk op de dreigende, dreunende mannenstemmen in het koor. Ik heb het, natuurlijk, over de soundtrack bij de film 'Amadeus'. Je hoort het Requiem en je ziet een regenbui, een koets die tussen twee rijen treurende bomen doorrijdt, de begrafenis van Mozart zelf. Stemmig, maar nogal zwaar aangezet.

Snel vooruit naar afgelopen vrijdag. Koopman is zo ongeveer een synoniem voor de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk dus het was misschien niet zo verrassend dat hij voor een aanzienlijk andere benadering zou kiezen: hogere tempi, meer balans in het koor (vooral meer alt en sopraan), een lichter orkest, en, vooral, een uitvoering die ritmisch geprononceerder was. De solisten pasten mooi bij elkaar, goed gebalanceerd, en de tenor klonk nu beter dan voor de pauze. Het koor ging lenig mee in Koopmans ritmiek, en verzorgde een transparant geluidsbeeld. Ook de speciale orkestklank kwam duidelijk uit de verf: een Masonische klank die voortkomt uit het combineren van de gebruikelijke strijkers met trompet, klarinet, basklarinet en fagot (maar zonder fluit en hobo), aangevuld met de voor kerkmuziek bedoelde trombones, waar oudere opnames vooral het diepere koper benadrukken. De melodievoering, viel me nu op, was eenvoudiger dan bij veel vroegere Mozart, meer Biedermeier dan klassiek Klassiek. Maar er was ook een ruim gebruik van contrapunt in de zich daarvoor lenende delen, Mozart heeft duidelijk de stilo antico bestudeerd, misschien wel bij Bach zelf. Koopman maakte er een indrukwekkend nieuw werk van, juist zoals ik dit seizoen al vaker oude bekenden afgestoft heb horen worden.

Het concert bood, in zijn verscheidenheid, een staalkaart aan weemoedige of wanhopige verzuchtingen om een verloren geliefde, gecomponeerd door componisten uit de late barok tot en met de vroege romantiek (Gluck, Haydn en Mozart, Schubert), Haydn en Mozart in historisch verantwoorde stijl uitgevoerd, Schubert onbeschaamd romantisch bewerkt. Het grote publiek werd zo vergast op een fraai staaltje cultuureducatie.

Maar Koopman leek toch een beetje te lijden aan een kwaal die bij koordirigenten wel vaker voorkomt: hij dirigeerde vooral het koor, het orkest moest zichzelf maar redden. Nu, dat lukte ook wel, maar niet erg van harte. De strijkers kwamen op mij wat minder geïnspireerd over dan anders wel het geval is. Bij het spelen van oudere muziek is het nu te doen gebruikelijk om vooral de impuls van de opstreek, het accent in een noot te benadrukken, meer gestiek dan verklanking. We horen geen vibrato meer, en het orkest is nogal uitgedund. Er zit niet veel galm in de zaal, zodat de noten snel uitdoven. Al met al blijft er een nogal magere klank over, ik begin onderhand te verlangen naar wat meer vlees en wat minder bot.

Laat ik het positief zeggen: ik houd zo van het orkest dat ik er graag meer van zou horen. Misschien een paar strijkers toevoegen, iets meer klank maken, een heel licht vibrato toestaan? Als RO Bach volgens Stokowski kan spelen, dan moet een ietsie-pietsie vibrato in klassiek toch ook kunnen? (grijns)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten