zondag 1 december 2013

Professionals, amateurs, echt, onecht, wie weet het verschil nog?

Over wat echt en onecht is

De afgelopen weken heb ik muziek beluisterd die maakt dat ik me afvraag wat echt en onecht betekenen. En wat het eigenlijke verschil tussen amateurs en professionals is. Clipje op youtube, nog een paar cd's, concerten. En een dvd van de Bruce. Here goes.

Het slechtste van twee werelden

Doordat ik het nieuws op de BBC-website lees kwam ik achter het bestaan van een zangeres die Miley Cyrus heet. Heel modern, ze veroorzaakt hier en daar controverses door half of geheel naakt op te treden en daarbij sexueel geladen bewegingen te maken, onder andere tegen een zanger (naam mij onbekend) aan. What's new? vraag ik me af, dat deed Madonna een halve eeuw geleden toch ook al, om maar te zwijgen van de heupbewegingen van de originele Elvis. En toch er weer in geslaagd om een paar bezorgde ouders boos te maken, vermanende woorden van zangeressen uit het verleden, zalvende opmerkingen van collega's, en enthousiaste fans. Ik zocht het videoclipje op waarop de dame op een sloperskogel door beeld zwaait, inderdaad naakt -je ziet overigens niets. Muziek bleef niet hangen. Doorgezapt naar een stel 'achter-het-huis-opnamen'. Jee, kan ze ook zingen?, Jolene komt behoorlijk prettig uit haar strotje. Maar dan krijg ik wantrouwen, ik zie de bestudeerd-onbeholpen manier van inzoomen door de cameraman (opdracht aan de man: het moet er amateuristisch uitzien!), en het valt me op dat de stem zo lekker galmt. In de open lucht, achter het huis? Nee hoor, dit is in de studio opgenomen, de stem is opgepoetst. Nep, en namaak-amateuristisch. Bah.

Het beste...?

Naast het ongoing project (het beluisteren van de Bach-kantates door o.a. Koopman en het Amsterdams  Barokorkest en -koor) lees ik 'De wereld van de Bach-cantates', ook (deels) door Ton Koopman. Het is het flankerend boek dat verscheen tijdens het uitbrengen van de achtereenvolgende boxen kantates. In een van de teksten van Koopman zelf beschrijft hij het zoeken naar een autentieke uitvoering. Een prachtig citaat: "Gelukkig ligt het werk van Bach zoals Mengelberg en Richter dit uitvoerden, achter ons. We mogen geen betweters of politieagentje spelen. We hopen slechts dat Bach ons een imaginair schouderklopje geeft en zegt: jullie hebben eerlijk gezocht naar wat ik bedoelde." (p. 227, uit 'Aspecten van de uitvoeringspraktijk').

Van zo'n citaat kan ik onbedaarlijk vrolijk worden, want het illustreert heerlijk die onmogelijke spagaat waarin de zoektocht naar autenticiteit verkeert. Dirigenten als Koopman (Suzuki, Gardiner) proberen de klankwereld van Bach te her-scheppen, maar dan op superieur niveau, met instumentalisten, solisten en koren die -lijkt mij- hun collaga's uit Bach's tijd aan de kant zouden schuiven. Vooral die instrumentalisten hebben hun instrumenten veroverd en overweldigd, er klinkt nu geen nootje meer vals, elke noot is zo lekker uitgebuikt, ik hoor ze zich wentelen in hun klankschoonheid, net als (valt mij op) vaak de bassen. Bij tenoren heb je dat, merkwaardig genoeg, minder. De koren zijn zodanig gedresseerd dat het soms eng wordt, een behaaglijke en behaagzieke klankwereld zwemt uit mijn koptelefoon om me eens helemaal te verwennen. Zelfs de jongensstemmen in de koren (Koopman) lopen perfect in de pas, veel beter in elk geval dan de jochies van Leusink. Alles perfect, alles OK. Maar waar blijft de religieuze intentie? En hoe zit het met de historische ervaring die toch echt piepte, knarste, nogal sterk rook, modderig was, kortom, niet zo perfect gepolijst was als ik op de cd's hoor? Halen we er Richter bij (Mengelberg ken ik niet, het zal wel gaan om zijn olifantische Mattheus-passion), dan hoor ik minder perfectie - maar meer religie. Dan Harnoncourt; zijn koper klinkt als verkouden olifanten, koren heel wat weerbarstiger, dit vind ik overtuigender.

Niet dat Koopman het niet goed doet, helemaal niet. Maar om nu Bach jou een schouderklopje te doen geven over intentie, nou, ik weet het niet zo. Ik hoor die intentie namelijk bij Richter, en bij Rilling, en (vooruit maar) ook in die verkouden olifanten van Harnoncourt. Soms ook bij Koopman, jawel. Van de moderne HIP-uitvoeringen ben ik nu het meest enthousiast over de zijne. Maar de tijd van Richter is nog helemaal niet voorbij hoor!, en (uit pure ballorigheid) ga ik nu ook Mengelberg opzoeken.

Neerdalen naar de massa's?

Ach, ik heb het er al vaker over gehad dat het RO dit seizoen vanalles doet om af te dalen vanaf haar Hoge Culturele Berg en ook de achtergebleven groepen cultuurbarbaren probeert te behagen met Bewegende Beelden en een Praatje door Acteurs. Het programma lijkt opzettelijk samengesteld uit zoveel mogelijk Grote Krakers en de Simpelste Symfonieen. Het blijft het RO, dus de uitvoering is altijd op zijn minst professioneel, soms bevlogen. Maar vaak ook niet erg, en de Authentieke Uitvoeringspraktijk (toevallig ook Koopman) klinkt gewoon niet prettig. Gelukkig niet van die buiknoten zoals ik ze in de kantates hoor, nee, het is bijna nog erger, vaak hoor ik helemaal niet veel, in elk geval niet de strijkers. Intussen is er weinig interne coherentie in het programma, en weinig ambitie en durf in de keuze van de werken. De artistieke uitstraling is verbleekt, het gaat mij te veel om het pleasen van zoveel mogelijk luitjes. Leuk dat steeds meer stoelen gevuld raken. Het zou zo mooi zijn als RO een serieuze poging deed om al die onwetenden op te tillen, in plaats van zich diep voorover te buigen naar de Laagste Gemene Deler. Dat gebeurt dit seizoen maar nauwelijks.

Opstijgen voor de massa's...

Het kan ook anders. Ik hoorde vorige week de Philharmonie Gelre, een regionaal harmonieorkest uit Gelderland, dat in Musis Sacrum in Arnhem zijn jaarlijkse novemberconcert gaf. Na de pauze een paar liedjes uit het Grote Amerikaanse Songbook, wel aardig maar vooral achtergrond bij de zangeres. Maar voor de pauze het hoofdwerk: de negende symfonie van Dvorak. Een gewaagde keuze, want iedereen kent die symfonie, dus Gelre concurreert met een heel pantheon aan helden uit het verleden. En het is een harmonie, van nature aangedaan met een meer homogene klank dan het symfonieorkest. En, en, en, het is een amateurorkest, zelfs een paar eerste klarinettisten (hoor ik uit uiterst betrouwbare bron) spelen maar een enkele keer per week.

En toch, het was behoorlijk goed. Stemming, altijd een teer plantje bij amateurorkesten, viel lang niet verkeerd uit. Open inzetten klopten meestal, en vrijliggende passages werden zonder al te opvallende haperingen genomen. Wat een ambitie, en wat een resultaat... het climatische vierde deel werd niet, zoals een mindere dirigent had kunnen doen, voor effect uitgemolken, maar dramatisch en in frisse tred genomen. Over het algemeen: een geslaagd concert, gewaagde keuze pakt verrassend goed uit.

Er valt, allicht, altijd nog wat te maren. De klarinetten, die mij de warme deken van een enorme strijkerssectie moeten doen vergeten, bleven onder de geluidsbarriere, oftewel, ik hoorde ze nauwelijks. Volgens mij ligt hier een cruciale keuze bij het vaststellen van het klankevenwicht binnen het orkest: hoe moeten hout en koper zich met elkaar verhouden? Ik zou ze graag allebei individueel, onafhankelijk van elkaar, horen. Zo vul je een lacune die er nu zit, en voorkom je die ongedifferentieerde klankbrei die zo gemakkelijk ontstaat bij een harmonie. Niet alles perfect laten mengen, maar de groepen hun identiteit laten behouden en laten tonen!

En verder weet ik dat er een onbehoorlijke rijkdom bestaat aan symfonische stukken speciaal voor harmonieorkest geschreven. Eigenlijk zou ik die veel liever horen dan een remake van een klassieke hit...

Vanavond (30 november 2013) heb ik met Marleen en Marcel een concert bijgewoond van een amateur-symfonieorkest genaamd Bellitoni. Dit orkest opereert, kennelijk, vanuit Den Haag. Ik had er nog nooit van gehoord. Programma: ouverture Parsifal (Wagner), vioolconcert van Alban Berg, en The Planets van Holst. Een Nog Ambitieuzer program, en ik bibberde al een beetje bij de gedachte aan een vals krijsende strijkerssectie en het heftig tetterende koper. Wat een vergissing.

Allicht, een paar stemmingsproblemen, in de Wagner bij de strijkers, bij Holst, tegen het eind, in het hout. Maar door de bank genomen, zeer behoorlijk zuiver. Het orkest klinkt veelal mooi hecht, de strijkersklank is ruim, niet karig. Naarmate de spelers opgewarmd raken wordt ook de klank warmer. Koper en hout klinken meestal prima, zij het wat minder hecht en met soms wat aarzelende inzetten. Maar bij voorkomende ensembles (jawel hoor, er zat ook een harmonie op het podium) weer erg fraai.

De betrokkenheid van het orkest is voorbeeldig, geen vrijblijvendheid of koele afstandelijkheid, de spelers werpen zich erin. De forte's zijn ook echt krachtig, bij climaxen staat het dak een beetje bol. De Planets, een compositie die wat onbestemd hangt tussen de grote klassieke symfonieen en de lichtere fun-classics, wordt er een serieus en dramatisch stuk van. Veel beter dan ik had verwacht, werkelijk behoorlijk goed.

Het vioolconcert, wel, een verrassende keuze die ik het RO zo gauw niet (meer) zie doen. Berg wordt beschouwd als de minst publieksonvriendelijke van de tweede Weense School, Webern en Schoenberg horen we niet vaak meer. De violiste, Emmy Storms, maakte er een gebeurtenis van, ze legde passie en -waar nodig- verstilling in haar spel. Het orkest gaf goed partij, hier en daar wat aarzelingen maar bijzonder goed gedaan in deze lastige muziek. Het is nog steeds geen meefluiter, maar ik ben blij 'm eens live te hebben gehoord. Blijft voor mij de vraag: waarom wordt juist dit moeilijke en ontoegankelijke werk door een amateurorkest uitgevoerd? Wel een heel goed amateurorkest, dat is me intussen duidelijk. Volgend jaar doen ze Mahler, zie ik ook al niet (meer) bij RO op het program staan. Misschien ga ik die ook eens proberen...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten