Terwijl Wispelwey snuift en zijn cello loeit
Over het concert, het laatste uit de serie. Yan Pascal Tortelier
dirigeerde RO in een ouverture van Diepenbrock, het celloconcert van
Elgar [ik zie, retrospectief, dat we net een Elgar-jaar achter de rug
hebben ;-)] en de tweede symfonie van Brahms.
De Diepenbrock is een interessant stuk muziek, een
mengeling van Duitse en Franse romantiek, inderdaad met van die Franse
fluiten en andere blazers, ijle hoge violen, maar ook wel met robuustere
Duitse strijkers. Ik herinner me opeens een cd (RO) van een paar jaar
terug waar dit stuk ook opstaat. Mooie muziek, goed om eens een
Nederlandse componist te horen.
In het celloconcert stal Wispelwey, de cellist, de show.
Tijdens zijn introductie in de starter bedacht ik opeens dat mensen die
honden hebben, op hun hond gaan lijken (of een dier uitzoeken waarin ze
zichzelf herkennen). Misschien is het ook zo met musici en hun
instrument?, misschien eerder dat een musicus zich in zijn speelstijl
laat kennen juist zoals hij het ook in een gesprek zal doen. Wispelwey
manifesteerde zich in zijn interviewtje met Kieft als een doortastend,
snel terzake komend persoon die direct de emotionel confrontatie
aangaat. En zo speelt hij ook: zeer emotioneel, krachtig, hij neemt
behoorlijke risico's, vertoont uiterst contrastrijk spel, hij savoureert
ook wel het moment. Speciaal geschikt voor de Elgar, in dit stuk waarin
emotionele contrasten zo de toon zetten. Wil dit concert ook als een
soort symfonie-met-solist werken dan moet ook het orkest partij geven,
en dat ontbrak er (meen ik) wat aan. Wispelwey keek voortdurend naar
Tortelier voor de nauwe afstemming, maar Tortelier gaf niet echt mooie
lange lijnen aan, hij dirigeerde eerder met ruime en tamelijk vage
zwaaien en liet het aan het orkest over om de details in te vullen. Ik
miste een consistente lange lijn en precisie in uitvoering, waaroor het
geheel een verbrokkelde indruk maakte. Van dit concert blijven
speelstijl, de gekke bekken en de geluidjes van Wispelwey hangen, niet
de interpretatie van de dirigent.
Brahms-2 leed een beetje aan hetzelfde euvel, het werd
een betrouwbare middle-of-the-road uitvoering waarbij de heftige fysieke
gestiek van Tortelier een tikje contrasteerde met wat er feitelijk
hoorbaar was. Tegen het eind heb ik even mijn ogen dichtgedaan, het
springen en overdadig zwaaien van de dirigent begon me op de zenuwen te
werken. Ik had, naar de musici kijkend, de indruk dat ze vooral op
elkaar letten, en minder op de dirigent. Voor een simpele ziel als ik is
het 'ploink' moment de lakmoesproef: het was een paar keer niet erg
synchroon. Nu weet ik dat dirigeren voor minstens 3/4 geschiedt tijdens
de voorbereidingen, daar ben ik natuurlijk niet bijgeweest. Maar
Tortelier noemde in de starter vooral het 'wetenschappelijke'
contrapunt, daarvan heb ik in de uitvoering niet heel veel teruggehoord.
Misschien is hij sterker in nog zwaarder romantisch, Frans, repertoire?
Maar het was toch een fraai concert, en een mooie afsluiting van het seizoen.